ECLI:NL:GHAMS:2017:4719
Gerechtshof Amsterdam
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding ex artikel 89 Sv na voorlopige hechtenis en de betekenis van het zaaksbegrip
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 november 2017 uitspraak gedaan in een verzoekschrift op basis van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verzoeker, die in voorlopige hechtenis heeft gezeten, verzocht om een schadevergoeding van € 30.430,00 van de Staat, als gevolg van de schade die hij stelt te hebben geleden door de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis in een strafzaak met het parketnummer 23-000911-16. Het verzoekschrift is op 12 juli 2017 ingediend, waarna de advocaat-generaal op 1 augustus 2017 schriftelijk concludeerde tot afwijzing van het verzoek. Tijdens de openbare behandeling op 27 oktober 2017 zijn de advocaat-generaal, verzoeker en zijn waarnemend advocaat gehoord.
De strafzaak waar het verzoek betrekking op heeft, eindigde met een arrest van het hof op 3 maart 2017, waarbij verzoeker een geldboete van € 1.800,00 is opgelegd, subsidiair 28 dagen hechtenis. De feiten waar verzoeker voor is veroordeeld, betroffen onder andere handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. Verzoeker is echter ontslagen van rechtsvervolging voor de doodslag, na een geslaagd beroep op noodweer. De advocaat van verzoeker betoogde dat het zaaksbegrip niet in de weg staat aan een vergoeding, omdat de veroordeling niet in verhouding staat tot de geleden schade.
Het hof oordeelde dat het verzoekschrift tijdig was ingediend, maar dat de zaak niet was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Het hof concludeerde dat verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoek, omdat er geen steun in het recht was voor de door de advocaat voorgestane uitleg van het zaaksbegrip. De beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam en is ondertekend door de voorzitter en de griffier.