ECLI:NL:GHAMS:2017:4716
Gerechtshof Amsterdam
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om schadevergoeding ex artikel 89 Sv na voorlopige hechtenis
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 november 2017 uitspraak gedaan in een verzoekschrift op basis van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.L. van Gaalen, vroeg om een schadevergoeding van € 22.715,00 van de Staat, als compensatie voor de schade die hij zou hebben geleden door zijn voorlopige hechtenis en de daaropvolgende verzekering. Het verzoekschrift werd op 1 augustus 2017 ingediend, waarna de advocaat-generaal op 8 september 2017 concludeerde tot afwijzing van het verzoek. Tijdens de openbare behandeling op 27 oktober 2017 was verzoeker niet aanwezig.
Het hof overwoog dat de strafzaak, met parketnummer 23-004549-16, was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en dat het arrest onherroepelijk was geworden. Verzoeker was op 23 mei 2016 in verzekering gesteld en had verschillende periodes van voorlopige hechtenis ondergaan, maar was uiteindelijk op 21 september 2016 en later op 29 juni 2017 weer in vrijheid gesteld. Het hof benadrukte dat de toekenning van schadevergoeding op basis van artikel 90 Sv afhankelijk is van de billijkheid, waarbij de houding van de verdachte tijdens de voorlopige hechtenis een belangrijke rol speelt.
Het hof concludeerde dat verzoeker, door zijn zwijgrecht te claimen en niet actief mee te werken aan het onderzoek, had bijgedragen aan de voortduring van de verdenkingen tegen hem. Dit leidde tot de conclusie dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren om de gevraagde schadevergoeding toe te kennen. De beslissing van het hof was om het verzoek tot schadevergoeding af te wijzen, en de beschikking werd op 10 november 2017 openbaar gemaakt.