ECLI:NL:GHAMS:2017:47

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 januari 2017
Publicatiedatum
12 januari 2017
Zaaknummer
13-846010-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep voorlopige hechtenis in verband met recidivegevaar bij grootschalige handel in illegaal vuurwerk

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de voorlopige hechtenis van de verdachte, die wordt verdacht van grootschalige en bedrijfsmatige handel in illegaal vuurwerk in georganiseerd verband. De verdachte, geboren in 1991 en thans verblijvende in het huis van bewaring te Vught, had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 12 december 2016, waarin het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis werd afgewezen.

Het hof heeft de relevante stukken en de beschikking waarvan beroep bestudeerd en heeft de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord. Het hof oordeelt dat er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat de verdachte na invrijheidsstelling opnieuw een misdrijf zal begaan, gezien de aard van de verdenking en de eerdere veroordeling van de verdachte voor een soortgelijk feit. Het hof wijst erop dat het niet aannemelijk is dat de verdachte's activiteiten zich enkel rond de jaarwisseling afspelen, wat het recidivegevaar vergroot.

Daarnaast heeft het hof vastgesteld dat er nog onderzoekshandelingen moeten worden verricht, waarvoor de voortzetting van de voorlopige hechtenis noodzakelijk is. Het hof ziet geen aanleiding om het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis toe te wijzen, omdat het onderzoeksbelang dit vereist en er geen zeer dringende persoonlijke belangen van de verdachte zijn aangetoond. De beschikking van de rechtbank wordt bevestigd, en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis wordt afgewezen.

Uitspraak

13-846010-16
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
wonende [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier te Vught,
tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 12 december 2016, voor zover houdende afwijzing van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 15 december 2016, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld van voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennisgenomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman mr. R.P. van der Graaf.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en de gronden waarop deze berust.
Het hof is van oordeel dat, gelet op het feit dat het gaat om de verdenking van grootschalige en bedrijfsmatige handel in illegaal vuurwerk in georganiseerd verband, gedurende een langere periode, er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte na invrijheidsstelling een misdrijf zal begaan waardoor de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht. In een geval als dit ligt het niet voor de hand dat de activiteiten zich louter rond de jaarwisseling afspelen. Het hof heeft met betrekking tot het recidivegevaar mede acht geslagen op de eerdere veroordeling van de verdachte voor een soortgelijk feit en het feit dat er in verband daarmee al een ontnemingsvordering is geweest.
Het hof acht het gelet op de aard en de ernst van de feiten en de omvang van de zaak aannemelijk dat nog onderzoekshandelingen moeten worden verricht waarvoor continuering van de voorlopige hechtenis is vereist.
Het hof ziet geen aanleiding voor toewijzing van het mondelinge verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Enerzijds is dit omdat het onderzoeksbelang voortzetting van de voorlopige hechtenis nodig maakt, anderzijds omdat niet is gebleken van zeer dringende belangen aan de kant van de verdachte en er sprake is van een verdenking van zeer ernstige feiten.
13-846010-16

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 11 januari 2017 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. M.J.G.B. Heutink en R.A.F. Gerding, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.F. van der Heide als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 11 januari 2017,
de advocaat-generaal