ECLI:NL:GHAMS:2017:4631

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 juli 2017
Publicatiedatum
13 november 2017
Zaaknummer
23-000741-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld tegen goederen door middel van het lopen over meerdere auto's

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal tenlasteleggingen, maar het hof heeft de verdachte in hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard voor het deel van het hoger beroep dat gericht was tegen de vrijspraak. Het hof heeft zich vervolgens gericht op de zaak met parketnummer 13-117978-16, waarin de verdachte werd beschuldigd van openlijk geweld tegen goederen. De tenlastelegging betrof het lopen over meerdere personenauto's op de openbare weg in Amsterdam op 5 juni 2016. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was dat de verdachte, samen met een medeverdachte, daadwerkelijk op de auto’s heeft gestaan en gelopen. Het hof heeft de eerdere vrijspraak van de kinderrechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 40 uur, waarvan 20 uur voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de Jeugdbescherming Regio Amsterdam. Daarnaast is de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan de benadeelde partij, die als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 136,00, en de verdachte is verplicht om dit bedrag te betalen. De uitspraak is gedaan in het kader van de toepassing van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing zijn op het bewezen verklaarde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000741-17
datum uitspraak: 27 juli 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 28 februari 2017 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-117978-16 en 13-253462-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [geboortedatum].

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door kinderrechter in de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 13-253462-16 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 juli 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 13-117978-16:hij op of omstreeks 5 juni 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Meteorenweg, in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere personenauto('s), geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] en/of [naam 2] Rijopleidingen en/of [naam 3] en/of een onbekend gebleven persoon, welk geweld bestond uit het eenmaal of meermalen op/over een of meerdere auto('s) springen en/of op/over een of meerdere auto('s) lopen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de kinderrechter.

Bespreking van een in hoger beroep gevoerd verweer

Standpunt van de verdediging
Door de raadsvrouw is bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Er is niet goed onderzocht of de schoenafdruk op de auto daadwerkelijk overeenkomt met het schoenprofiel van de verdachte. Op de ter terechtzitting getoonde kleurenfoto’s is dit evenmin goed zichtbaar.
Er is een groepje van vier jongens staande gehouden dat betrokken zou zijn bij het incident, waaronder de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte]. De politie heeft weliswaar geverbaliseerd dat de verdachte en de medeverdachte de enige waren met schoenen die profielen hadden die overeenkomen met de voetafdrukken op de auto’s, maar daarbij is geen foto gemaakt van de schoenprofielen van de andere staande gehouden jongens en evenmin is vermeld welk merk en type schoenen zij aan hadden. De getuige heeft twee jongens gezien die op de auto’s stonden of liepen, maar heeft niet kunnen aangeven welke jongens het waren. Gelet daarop is er onvoldoende overtuigend bewijs dat het (ook) de verdachte is geweest die op de auto’s heeft gestaan of over de auto’s heeft gelopen, aldus de raadsvrouw.
Oordeel van het hof
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe het volgende.
Door de getuige Den Broeder is een groepje van vier jongens gezien, waaronder een jongen die over auto’s liep en een andere jongen die op een auto stond. Er is een groepje van vier jongens aangehouden die voldeed aan het signalement.
Verbalisanten hebben twee verschillende soorten schoenafdrukken gezien in de op de auto’s aanwezige condens. Deze schoenafdrukken hebben zij gefotografeerd. Twee verbalisanten hebben waargenomen dat de medeverdachte [medeverdachte] en de verdachte schoenen droegen met profielen die overeenkomen met de afdrukken. De medeverdachte [medeverdachte] heeft later bekend over de auto’s te hebben gelopen. De verbalisanten hebben eveneens waargenomen dat de andere twee jongens schoenen droegen met een ander profiel dan het profiel dat zij hebben waargenomen op de auto’s. Hoewel er geen foto’s zijn gemaakt van de profielen van de schoenen van de andere jongens, terwijl dit voor de volledigheid van het dossier op zichzelf wel wenselijk zou zijn geweest, heeft het hof geen reden om te twijfelen aan de geverbaliseerde waarnemingen van de verbalisanten in het proces-verbaal.
Van het profiel van de schoen die de verdachte op het moment van zijn aanhouding droeg, is wel een foto gemaakt. Ter terechtzitting heeft het hof –met gebruikmaking van het digitale dossier waar de foto’s in kleur zijn opgenomen- waargenomen dat het profiel van die schoen (zichtbaar op pagina 63 van het dossier) overeenkomsten vertoont met de op een van de auto’s waargenomen schoenafdruk, die zichtbaar is op foto 5 op pagina 60 van het dossier.
Op grond van die feiten en omstandigheden staat vast dat het de verdachte is geweest die, tezamen met medeverdachte [medeverdachte], op de auto’s heeft gestaan respectievelijk gelopen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-117978-16 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 juni 2016 te Amsterdam openlijk, te weten op de openbare weg de Meteorenweg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personenauto's, toebehorende aan [naam 2] Rijopleidingen en [naam 3], welk geweld bestond uit het over meerdere auto’s lopen.
Hetgeen in de zaak met parketnummer 13-117978-16 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 13-117978-16 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 13-117978-16 bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 13-117978-16 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

Vonnis van de kinderrechter en standpunten van partijen
De kinderrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder parketnummer 13-117978-16 bewezen verklaarde veroordeeld tot een werkstraf van 40 uur.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder parketnummer 13-117978-16 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 50 uur, waarvan 25 uur voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde een maatregel van toezicht en begeleiding.
De raadsvrouw heeft bepleit dat, in het geval van een bewezenverklaring, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte 10 uur werkstraf passend zou zijn.
Oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft samen met een ander op auto’s gestaan en gelopen. Daarbij heeft hij anderen aanzienlijke schade toegebracht en geen respect getoond voor andermans eigendom.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 juni 2017 is hij niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld. De verdachte wordt daarom aangemerkt als een zogeheten first offender.
Bij de straftoemeting heeft het hof acht geslagen op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd. Op basis daarvan acht het hof een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 40 uur, zoals door de rechtbank opgelegd, in beginsel passend en geboden.
In het voordeel van de verdachte houdt het hof rekening met zijn persoonlijke omstandigheden. Ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte een groot aantal uren in de week schoonmaakwerk verricht, onder meer om zijn oma, bij wie hij woont, financieel te ondersteunen. Daarnaast is gebleken dat de verdachte graag in september met een opleiding wil starten, maar dat het hem tot nog toe niet gelukt is om zich succesvol in te schrijven voor een passende opleiding. De verdachte vindt het, mede vanwege zijn vrij recente immigratie vanuit de Verenigde Staten, lastig om zijn weg te vinden in het Nederlandse onderwijssysteem en krijgt hierbij onvoldoende steun van zijn directe omgeving. De verdachte heeft verklaard dat hij het fijn zou vinden als iemand hem zou kunnen helpen, met onder meer het vinden van een passende opleiding.
Het hof acht het van belang dat de verdachte ondersteuning krijgt bij zijn inspanningen om zijn leven op een positieve manier vorm te geven. Het hof zal daarom de helft van de werkstraf in voorwaardelijke vorm opleggen. Het hof zal daarbij als bijzondere voorwaarde een meldplicht opleggen, zodat de verdachte, met name bij het vinden van en zich inschrijven voor een passende opleiding, begeleiding zal ontvangen van de Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA).
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur en met na te melden bijzondere voorwaarden passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [bedrijf].

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 136,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd en een bedrag van € 953,53 gevorderd.
De benadeelde partij kan niet in de vordering worden ontvangen voor het deel van de vordering dat in eerste aanleg niet reeds is gevorderd. In zoverre kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Door de raadsvrouw van de verdachte is niet betwist dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden voor het in eerste aanleg gevorderde bedrag, te weten het in mindering gebrachte bedrag voor de eigen risico van de benadeelde partij bij zijn verzekering. De raadsvrouw heeft bepleit dat de benadeelde partij desondanks niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de benadeelde partij in de zaak van de medeverdachte niet-ontvankelijk is verklaard en dat vonnis reeds onherroepelijk is geworden. Toewijzing van de vordering zou daarom een onevenredige belasting van de verdachte betekenen, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt als volgt. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden, te weten voor het bedrag van de eigen risico welke in mindering is gebracht op het geclaimde schadebedrag. Het hof acht de verdachte voor dat bedrag, samen met zijn mededader, hoofdelijk aansprakelijk. De verdachte kan derhalve, nadat hij de vordering aan de benadeelde partij heeft voldaan, zijn mededader aanspreken voor een deel van het gevorderde bedrag. De verdachte wordt hierdoor niet onevenredig belast.
De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-253462-16 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-117978-16 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-117978-16 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot
20 (twintig)uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd te melden bij de Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA), zo vaak en zolang de JBRA dit noodzakelijk acht, waarbij het vinden van een passende opleiding als dagbesteding van belang is.
Geeft opdracht aan JBRA, gevestigd te Amsterdam, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf].
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [bedrijf]. ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-117978-16 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 136,00 (honderdzesendertig euro) aan materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [bedrijf]., ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-117978-16 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 136,00 (honderdzesendertig euro) aan materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L. Leenaers, mr. M. Iedema en mr. A.M. Kengen, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 juli 2017.
Mr. M. Iedema is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[...]