Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
€ 0 nvt nvt € 5.934 € 5.828
€ 3.026 € 4.654 € 5.350 € 5.954 € 5.828
3.Geschil in hoger beroep
met de belastingplichtige verbonden persoon’ als bedoeld in artikel 3.91, tweede lid, sub b onder 2, van de Wet IB 2001 (hierna: de Wet). Voorts stelt belanghebbende dat in het onderhavige geval geen sprake is van een ongebruikelijke terbeschikkingstelling als bedoeld in artikel 3.92, derde lid, van de Wet.
4.Beoordeling van het geschil
met de belastingplichtige verbonden persoon’, kan belanghebbende in de onderhavige jaren niet baten. In de jaren 2009 – 2013 wordt namelijk niet meer aan de voorwaarden voor toepassing van de in artikel 3.91, eerste lid, onder a, van de Wet bedoelde regeling voldaan, vanwege de – inmiddels – meerderjarigheid van [B] . Voor zover het betoog van belanghebbende aldus moet worden verstaan dat de kosten van een lening te allen tijde aftrekbaar blijven, mits op het moment van het afsluiten van de lening werd voldaan aan de voorwaarden van artikel 3.91, eerste lid, onder a, van de Wet, dient dit betoog te worden verworpen, nu dit betoog geen steun vindt in het recht.