ECLI:NL:GHAMS:2017:4558

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 mei 2017
Publicatiedatum
8 november 2017
Zaaknummer
23-001928-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was aangeklaagd voor mishandeling van de aangeefster op 26 september 2015 in het station Amsterdam Amstel. De tenlastelegging hield in dat de verdachte de aangeefster met kracht in het gezicht had geslagen of gestompt. Tijdens de zitting in hoger beroep op 15 mei 2017 zijn de verklaringen van de verdachte en de aangeefster tegen elkaar afgezet. De verdachte ontkende de mishandeling en stelde dat er alleen een discussie was geweest, waarbij mogelijk sprake was van duwen of trekken, maar geen slagen. Deze lezing werd ondersteund door de getuige Boumans. De aangeefster daarentegen verklaarde dat zij door de verdachte met gebalde vuist was geslagen, wat werd bevestigd door getuige Akka, die zag dat de verdachte de aangeefster met vlakke hand tegen haar gezicht sloeg.

Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van de getuigen verschilden op belangrijke punten van elkaar, en het hof achtte de lezing van de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde mishandeling. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij, waarbij het hof de vordering van het openbaar ministerie om een voorwaardelijke geldboete op te leggen, niet volgde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001928-16
datum uitspraak: 29 mei 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 mei 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-194687-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 mei 2017.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 26 september 2015 te Amsterdam [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] een of meermalen met kracht in het gezicht, althans tegen het hoofd, te stompen en/of te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan als bedoeld in artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd, te weten een geheel voorwaardelijke geldboete van € 400,00, subsidiair acht dagen hechtenis.

Vrijspraak

Uit het dossier volgt dat de verdachte en de aangeefster elkaar op 26 september 2015 in het station Amsterdam Amstel hebben ontmoet en dat daarbij onenigheid is ontstaan over spullen die de aangeefster onder zich had, maar die aan de verdachte dan wel aan de dochter van de verdachte toe zouden behoren. Over hetgeen daarbij is voorgevallen staan in deze zaak twee lezingen tegenover elkaar.
De verdachte stelt dat zij een discussie heeft gehad met de aangeefster en dat daarbij wellicht sprake was van duwen of trekken, maar dat er niet is geslagen. Haar lezing wordt ondersteund door de verklaring van de getuige Boumans.
De aangeefster stelt daarentegen dat zij met gebalde vuist is geslagen door de verdachte. Haar lezing wordt ondersteund door de verklaring van getuige Akka, die inhoudt dat hij heeft gezien dat de verdachte de aangeefster met vlakke hand tegen haar gezicht sloeg.
Gelet op het tegenover elkaar staan van deze lezingen en in aanmerking genomen dat de verklaring van getuige Akka op belangrijke onderdelen afwijkt van die van de aangeefster, acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte aangeefster in het gezicht heeft geslagen of gestompt, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. M.J.A. Duker en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 mei 2017.
Mr. B.A.A. Postma is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]