Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
hij op of omstreeks 10 november 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op de Fluitschipstraat, in ieder geval op of aan een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een kassalade inhoudende kinderdagkaarten en/of een hoeveelheid klein muntgeld, in elk geval van enig(e) goed(eren) en/of enig(e) geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan het Gemeentelijk Vervoersbedrijf Amsterdam, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
hij op of omstreeks 12 november 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op de Werktuigstraat, in ieder geval op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldcassette en/of een geldbedrag (diverse bankbiljetten) van 233 Euro, in elk geval van enig(e) goed(eren) en/of enig(e) geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan het Gemeentelijk Vervoersbedrijf Amsterdam en/of voornoemde [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
Vonnis waarvan beroep
Bewijsoverwegingen
Bewezenverklaring
hij op 10 november 2015 te Amsterdam, aan een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een kassalade inhoudende kinderdagkaarten en een hoeveelheid muntgeld, toebehorende aan het Gemeente Vervoersbedrijf Amsterdam, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader
hij op 12 november 2015 te Amsterdam aan de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van diverse bankbiljetten, geheel of ten dele toebehorende aan het Gemeente Vervoersbedrijf Amsterdam en/of voornoemde [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader
Bewijsmiddelen
1, 2, 3, 4, 5, 6, 9, 10 en 11, met dien verstande dat:
9wordt toegevoegd:
4wordt toegevoegd:
(het hof begrijpt: de beelden van feit 1 en feit 2).
(het hof begrijpt uit de context: de beelden van het GVB)omdat mij werd gevraagd of ik ook andere personen herkende. Toen herkende ik [verdachte] voor honderd procent aan zijn gezicht bij beide berovingen.
mededeling van de verbalisanten (of één van hen):
[slachtoffer 2]:
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straffen
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
werkstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen jeugddetentie.
200 (tweehonderd) dagen.
135 (honderdvijfendertig) dagen,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
- de veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd of zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en zo frequent als de reclassering dit nodig acht, te melden bij Jeugdbescherming Regio Amsterdam;
- de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd of zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zal meewerken aan begeleiding en/of behandeling door het Forensisch Jeugd Team.
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.