ECLI:NL:GHAMS:2017:4499

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2017
Publicatiedatum
6 november 2017
Zaaknummer
23-001032-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan hennepteelt door ter beschikking stellen van een pand

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 weken, waarvan 4 weken voorwaardelijk, voor het primair ten laste gelegde. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. In een eerder arrest van het gerechtshof op 27 februari 2014 was het vonnis van de politierechter bevestigd, maar was de straf aangepast naar een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. De Hoge Raad der Nederlanden heeft het arrest van het gerechtshof op 13 oktober 2015 vernietigd en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof voor herbehandeling.

Tijdens de zitting op 25 juli 2017 heeft het hof de zaak opnieuw onderzocht. De verdachte werd beschuldigd van medeplichtigheid aan hennepteelt door een pand ter beschikking te stellen voor de teelt van hennepplanten. De tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair ten laste gelegde feiten. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte een significante rol had gespeeld in de hennepkwekerij, waardoor hij van het primair ten laste gelegde werd vrijgesproken.

Het hof heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde had begaan, namelijk het ter beschikking stellen van een pand voor de teelt van hennepplanten. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, met een voorwaardelijke straf van 50 dagen hechtenis. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoon van de verdachte. De op te leggen straf is gegrond op de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001032-17
datum uitspraak: 8 augustus 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen -na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 13 oktober 2015- op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 september 2012 in de strafzaak onder parketnummer 13-162975-11 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1956,
adres: [adres 1].

Procesgang

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 weken, waarvan 4 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Amsterdam heeft in hoger beroep bij arrest van 27 februari 2014 het vonnis van de politierechter bevestigd behalve ten aanzien van de straf en heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, waarvan 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 13 oktober 2015 het arrest van het gerechtshof Amsterdam vernietigd en de zaak naar het gerechtshof Amsterdam teruggewezen teneinde deze op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en, na terugwijzing naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 juli 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij in de periode van omstreeks 01 november 2010 tot en met 01 april 2011 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 28,55 kilogram hennep en/of ongeveer 993 hennepplanten en/of henneptoppen, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair:
een of meer onbekend gebleven personen in de periode van omstreeks 01 november 2010 tot en met 01 april 2011 te Amsterdam met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres 2]) (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 28,55 kilogram hennep en/of ongeveer 993 hennepplanten en/of henneptoppen, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in de periode van omstreeks 01 november 2010 tot en met 01 april 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Vrijspraak

Het hof is van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat de verdachte bij de in het door hem gehuurde pand aanwezige hennepkwekerij een zodanig significante rol heeft gehad en zodanig nauw en bewust met de teler(s) heeft samengewerkt, dat hij als medepleger van het telen en het aanwezig hebben van hennepplanten dient te worden beschouwd. Dit betekent dat de verdachte van het hem primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
een of meer onbekend gebleven personen in de periode van omstreeks 1 november 2010 tot en met 1 april 2011 te Amsterdam opzettelijk heeft/hebben geteeld in een pand aan [adres 2] een groot aantal hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van omstreeks 1 november 2010 tot en met 1 april 2011 te Amsterdam opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt van hennepplanten ter beschikking te stellen.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 weken, waarvan 4 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, waarvan 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft de door hem gehuurde loods aan (een) ander(en) ter beschikking gesteld voor hennepteelt. Gezien de hoeveelheid aangetroffen planten kan het niet anders dan dat de hennep voor verdere verspreiding bedoeld was. Het gebruik van hennep kan schadelijke gevolgen hebben voor de gezondheid van gebruikers. Daarnaast leidt de teelt van hennep veelal tot negatieve maatschappelijke effecten en overlast voor de omgeving.
Het hof acht, alles afwegende en rekening houdend met de ouderdom van de zaak en het feit dat uit het de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 10 juli 2017 geen andere recente strafzaken blijken, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d en 48 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.A. Hartsuiker, mr. M.L. Leenaers en mr. A.M. Ruige, in tegenwoordigheid van mr. S. Ourahma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 augustus 2017.