ECLI:NL:GHAMS:2017:4497

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2017
Publicatiedatum
6 november 2017
Zaaknummer
23-003842-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep fietsendiefstal met vorderingen tot tenuitvoerlegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 14 oktober 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in 1971, was beschuldigd van fietsendiefstal, gepleegd op 24 mei 2016 te Amsterdam. De tenlastelegging hield in dat de verdachte met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een fiets had weggenomen die toebehoorde aan een ander. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het een andere bewijsconstructie hanteert en tot andere beslissingen komt met betrekking tot de strafoplegging en de vorderingen tot tenuitvoerlegging.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de fiets van het slachtoffer heeft gestolen, ondanks zijn verklaring dat hij de fiets had gevonden. De bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen en het tijdstip van de diefstal, hebben het hof overtuigd van de schuld van de verdachte. De verdachte is eerder veroordeeld voor vermogensdelicten, waaronder fietsendiefstal, en liep ten tijde van de diefstal nog in een proeftijd. Het hof heeft de ernst van de diefstal en de eerdere veroordelingen meegewogen in de strafoplegging.

De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 weken. De advocaat-generaal had in hoger beroep een straf van 3 weken geëist. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 weken, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft het hof de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen afgewezen en de proeftijd van een eerdere veroordeling verlengd. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting van het hof.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003842-16
datum uitspraak: 8 augustus 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 oktober 2016 in de strafzaak onder de parketnummers 13-109675-16 en 13-702333-15 (TUL), 13-702442-15 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 juli 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 mei 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof een andere bewijsconstructie hanteert, en tot andere beslissingen ten aanzien van de strafoplegging en de vorderingen tot tenuitvoerlegging komt.

Bewijsoverweging

Op grond van de inhoud van het dossier stelt het hof het navolgende vast:
  • in de ochtend van 24 mei 2016 tussen 8.30 uur en 12.00 uur is de fiets van [slachtoffer] gestolen in [adres 2];
  • om 12.00 uur zien verbalisanten, die zich op dat moment bevinden in de omgeving van het Waterlooplein, de verdachte aan komen fietsen over de Weesperstraat in de richting van het Waterloopplein, terwijl hij een fiets met zich voert waarvan later is vastgesteld dat dit de fiets is die eerder die ochtend is weggenomen in de Valckenierstraat en toebehoort aan [slachtoffer];
  • de plaats waar de verdachte door de verbalisanten voor het eerst is waargenomen is gesitueerd tussen de Valckenierstraat (waar op nummer 2 tevens het inschrijfadres van de verdachte is gelegen) en het Waterlooplein;
  • de verdachte heeft na aankomst op het Waterlooplein direct de fiets te koop aangeboden;
De verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij de fiets op het Waterloopplein heeft gevonden, acht het hof gelet op het voorgaande niet aannemelijk geworden. Gelet op de inhoud van het dossier, in het bijzonder het hiervoor overwogene acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de fiets in de ochtend van 24 mei 2016 van [slachtoffer] heeft weggenomen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 mei 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, toebehorende aan [slachtoffer].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de aangeefster door zich schuldig te maken aan diefstal van haar fiets. Fietsendiefstal is een ergerlijk feit, dat schade en hinder voor de benadeelde veroorzaakt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 10 juli 2017 is hij in de voorgaande vijf jaren meermalen veroordeeld voor vermogensdelicten, waaronder voor fietsendiefstal. Ten tijde van het plegen van de onderhavige diefstal liep de verdachte nog in een proeftijd.
Hoewel uit de informatie van de heer [naam] van de reclassering blijkt dat de verdachte (in mei 2017) zijn meldplicht goed nakwam en aan zijn leven een positieve wending lijkt te hebben gegeven, acht het hof die omstandigheden geen reden om af te zien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, omdat het hof van oordeel is dat de gestelde positieve wending nog zeer pril is en bovendien de op te leggen straf in duur niet van dien aard is dat daarmee de gestarte trajecten niet meer uitvoerbaar zouden zijn.
Het hof is van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf en acht, alles overwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging (13-702333-15)

Het Openbaar Ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 juli 2015 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen ter terechtzitting is gebleken (te weten dat de tenuitvoerlegging al eerder is bevolen en de toen ten uitvoer gelegde gevangenisstraf is omgezet in een taakstraf), zal de vordering tot tenuitvoerlegging overeenkomstig het standpunt van de advocaat-generaal en de raadsman worden afgewezen.

Vordering tenuitvoerlegging (13-702442-15)

Het Openbaar Ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 juli 2015 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 weken met een proeftijd van 2 jaren.. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
In hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en in het bijzonder de mogelijkheden die de heer [naam] van de reclassering nog ziet in de begeleiding van betrokkene, ziet het hof aanleiding de bij dat vonnis vastgestelde proeftijd met 1 jaar te verlengen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 31 mei 2016, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 juli 2015, parketnummer 13-702333-15, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met een proeftijd van 2 jaren.
Verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 juli 2015 parketnummer 13-702442-15, met een termijn van 1 (één) jaar.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L. Leenaers, mr. F.A. Hartsuiker en mr. A.M. Ruige, in tegenwoordigheid van mr. S. Ourahma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 augustus 2017.