Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
[geïntimeerde 7]
[geïntimeerde 8],
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
(i) het volledig en onherroepelijk bereiken van een positief resultaat van de CLAMP studie voor de subcutane toediening van injectievloeistoffen door middel van de SQ Pen, waarbij van een positief resultaat sprake is indien uit de CLAMP studie blijkt dat gebruik van de SQ-Pen ten minste net zo goed werkt, dan wel beter werkt dan, het gebruik van de naald, en (ii) het onvoorwaardelijk verkrijgen van de FDA-approval (de goedkeuring van de Amerikaanse “Food and Drug Authority”) op de reeds door de Vennootschap ingediende aanvraag voor toelating en gebruik op de markt binnen de Verenigde Staten.” Niet in geschil is dat aan de onder (i) vermelde voorwaarde voor betaling van de Milestone is voldaan en aan de onder (ii) vermelde voorwaarde (hierna: de tweede voorwaarde) niet; er is nooit FDA-approval voor de pen aangevraagd. Partijen zijn verdeeld over de vraag of [appellante] desondanks aanspraak kan maken op betaling van de Milestone.
de reeds door de Vennootschap (DWI) ingediende aanvraagvoor toelating en gebruik op de markt binnen de Verenigde Staten’ (FDA-approval). Nu vaststaat dat ten tijde van het sluiten van koopovereenkomst geen aanvraag voor FDA-approval was gedaan en uit niets blijkt dat NIP Holding c.s. gehouden waren om te bewerkstelligen dat die aanvraag na de koopovereenkomst alsnog zou worden gedaan, is de niet-vervulling van de tweede voorwaarde niet door NIP Holding c.s. belet, aldus steeds NIP Holding c.s. Het hof ziet aanleiding dit verweer van NIP Holding c.s. eerst te bespreken.
De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de Haviltex-maatstaf). Daarbij geldt dat aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen van de overeenkomst grote betekenis kan toekomen, indien het gaat om een commerciële overeenkomst, gesloten tussen professioneel opererende partijen die over de inhoud van de overeenkomst hebben onderhandeld, terwijl de overeenkomst ertoe strekt de wederzijdse rechten en verplichtingen nauwkeurig vast te leggen. Beslissend blijft echter de Haviltex-maatstaf (HR 4 april 2013, NJ 2013/214).
Op 3 december 2009 heeft DWI per e-mail informatie aan NIP Holding verstrekt ten behoeve van het due diligence onderzoek waaronder informatie over ‘status FDA’. NIP Holding erkent dat zij wist dat de FDA-approval eind november nog niet was aangevraagd. Op 24 december 2009 is tussen partijen een eerste versie van de koopovereenkomst gewisseld. Daarin is in artikel 3.2 onder c een nabetaling van € 500.000 opgenomen indien een positief resultaat wordt behaald ter zake van zowel de CLAMP studie als
“terzake de aanvraag voor FDA Approval (…) welke aanvraag alsbijlage …aan de Overeenkomst is gehecht”. Tussen partijen is nadien verder onderhandeld over de tekst van de koopovereenkomst. Op 11 maart 2010 is de koopovereenkomst ondertekend. Daarin is de tweede voorwaarde geformuleerd als: “
het onvoorwaardelijk verkrijgen van de FDA-approval (de goedkeuring van de Amerikaanse “Food and Drug Authority”) op de reeds door de Vennootschap ingediende aanvraag voor toelating en gebruik op de markt binnen de Verenigde Staten.” Gesteld noch gebleken is dat tussen 3 december 2009 en 11 maart 2010 tussen partijen inhoudelijk nog is gesproken over de status en de voortgang van de aanvraag voor de FDA-approval door DWI. [appellante] heeft weliswaar betoogd dat die voortgang bij NIP Holding op basis van haar due diligence onderzoek bekend kon zijn maar NIP holding c.s. hebben daartegenover gesteld dat het due diligence onderzoek zich beperkte tot de financiële en fiscale positie van DWI en dat het traject van de FDA-approval daarvan geen deel heeft uitgemaakt. [appellante] heeft dit niet meer voldoende gemotiveerd betwist.
met de juiste investeringen van Mosadex) haalbaar was. Voorts wijst [appellante] op een Amerikaans onderzoek naar de gemiddelde doorlooptijden bij de FDA.
De FDA-certificering is vergaand vertraagd. Er zal eerst een behoorlijke gedocumenteerde basis moeten zijn opgebouwd. Dit kan alleen aan de hand van een goed lopende productie, gebruikmakend van gevalideerde