ECLI:NL:GHAMS:2017:4303
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Voorlopige hechtenis in hoger beroep tegen beschikking rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 2 oktober 2017, die een bevel tot gevangenhouding van de verdachte inhield. De verdachte, geboren in 1976 en thans verblijvende in detentie, had hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. Het hof heeft de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 3 oktober 2017 in overweging genomen, evenals de stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis van de verdachte. Tijdens de zitting heeft het hof de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. R.G.M. Rijkhoff, gehoord.
Het hof heeft zich verenigd met de beschikking waarvan beroep, voor zover deze aan het oordeel van het hof onderworpen was. Het hof oordeelde dat er voldoende ernstige bezwaren aanwezig zijn tegen de verdachte, die wordt verdacht van een poging tot verkrachting in de eigen woning van de aangeefster. Het hof benadrukte dat het opheffen van de voorlopige hechtenis in dit geval de rechtsorde zou schokken en maatschappelijke onrust zou kunnen veroorzaken. Het verzoek van de verdachte tot schorsing van de voorlopige hechtenis werd afgewezen, omdat er geen zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden waren aangetoond die een schorsing zouden rechtvaardigen. Bovendien was er behoefte aan psychologisch onderzoek naar de verdachte, wat nog niet had plaatsgevonden.
De beslissing van het hof was om het beroep tegen de bestreden beschikking af te wijzen, evenals het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze beschikking werd gegeven in raadkamer door de voorzitter en twee raadsheren, in aanwezigheid van de griffier. De advocaat-generaal bracht de beschikking ter kennis van de verdachte.