ECLI:NL:GHAMS:2017:4300
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Schorsing van voorlopige hechtenis van verdachte in verband met gezinsomstandigheden en recidivegevaar
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 oktober 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, geboren in 1983. De verdachte verbleef op dat moment in detentie en had een verzoek ingediend om haar voorlopige hechtenis te schorsen. Het hof heeft de relevante stukken bekeken, waaronder een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 oktober 2017. Tijdens de behandeling in raadkamer zijn de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. V.H. Hammerstein, gehoord.
Het hof heeft vastgesteld dat de pasgeboren tweeling van de verdachte onder toezicht is gesteld en uit huis is geplaatst. Er is onzekerheid over de situatie van de tweeling in relatie tot de verdachte na de uithuisplaatsing. Ook is er onvoldoende inzicht in de geestelijke gesteldheid van de verdachte. Gezien deze omstandigheden concludeert het hof dat er een aanhoudend recidivegevaar bestaat. Het hof ziet geen mogelijkheden om dit gevaar te beperken door het stellen van voorwaarden, mede gezien de recente veroordeling van de verdachte tot een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De raadsvrouw heeft betoogd dat schorsing van de voorlopige hechtenis noodzakelijk is om de band met de kinderen te versterken, maar het hof is van mening dat detentie hier niet in de weg hoeft te staan. Uiteindelijk heeft het hof het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. Deze beschikking is gegeven in raadkamer door de voorzitter en twee raadsheren, met de griffier aanwezig.