ECLI:NL:GHAMS:2017:4300

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2017
Publicatiedatum
24 oktober 2017
Zaaknummer
23/003474-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van voorlopige hechtenis van verdachte in verband met gezinsomstandigheden en recidivegevaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 oktober 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, geboren in 1983. De verdachte verbleef op dat moment in detentie en had een verzoek ingediend om haar voorlopige hechtenis te schorsen. Het hof heeft de relevante stukken bekeken, waaronder een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 oktober 2017. Tijdens de behandeling in raadkamer zijn de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. V.H. Hammerstein, gehoord.

Het hof heeft vastgesteld dat de pasgeboren tweeling van de verdachte onder toezicht is gesteld en uit huis is geplaatst. Er is onzekerheid over de situatie van de tweeling in relatie tot de verdachte na de uithuisplaatsing. Ook is er onvoldoende inzicht in de geestelijke gesteldheid van de verdachte. Gezien deze omstandigheden concludeert het hof dat er een aanhoudend recidivegevaar bestaat. Het hof ziet geen mogelijkheden om dit gevaar te beperken door het stellen van voorwaarden, mede gezien de recente veroordeling van de verdachte tot een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

De raadsvrouw heeft betoogd dat schorsing van de voorlopige hechtenis noodzakelijk is om de band met de kinderen te versterken, maar het hof is van mening dat detentie hier niet in de weg hoeft te staan. Uiteindelijk heeft het hof het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. Deze beschikking is gegeven in raadkamer door de voorzitter en twee raadsheren, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

23/003474-17
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGop een verzoek strekkende tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte:
[appellant] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
laatstelijk verbleven op: [adres] ,
thans verblijvende in het [detentie] .

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft gezien de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte, waaronder het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 oktober 2017.
Voorts heeft het hof gezien het namens de verdachte ingediende verzoekschrift strekkende tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Het hof heeft bij de behandeling in raadkamer op 18 oktober 2017 gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. V.H. Hammerstein.
Het hof heeft gelet op artikel 80 van het Wetboek van Strafvordering.

De beoordeling

Het hof gaat uit van de volgende situatie. De pasgeboren tweeling is voorlopig onder toezicht gesteld voor de duur van drie maanden en uit huis geplaatst voor de duur van vier weken met ingang van 8 oktober 2017. Het is onzeker wat de situatie is ten aanzien van de tweeling in relatie tot de verdachte na ommekomst van deze periode. Voor zover het hof bekend is het oudere zoontje van de verdachte in een pleeggezin geplaatst. Onzekerheid bestaat over de voortzetting van deze uithuisplaatsing. Tot op heden is onvoldoende inzicht verkregen in de geestelijke gesteldheid van de verdachte. Gelet op die omstandigheden acht het hof recidivegevaar onverminderd aanwezig en ziet het hof in de bestaande onzekerheden als hiervoor geschetst geen mogelijkheden dat recidivegevaar door het stellen van voorwaarden op een verantwoorde wijze in te perken. Het hof heeft hierbij mede in overweging genomen dat er inmiddels sprake is van een – zij het nog niet onherroepelijk – veroordelend vonnis waarbij de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur is opgelegd. Voor zover de raadsvrouw van de verdachte heeft betoogd dat de voorlopige hechtenis geschorst zou moeten worden om de verdachte in staat te stellen de band met haar kinderen te ontwikkelen dan wel te versterken, ziet het hof niet in dat het in detentie verkeren van de verdachte onder de gegeven omstandigheden daaraan in de weg hoeft te staan.
23/003474-17

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Deze beschikking is gegeven op 18 oktober 2017 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. H.S.G. Verhoeff en P.F.E. Geerlings, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 18 oktober 2017,
de advocaat-generaal