ECLI:NL:GHAMS:2017:4299
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot schorsing van voorlopige hechtenis in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 oktober 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1989 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 21 september 2017, die zijn verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis had afgewezen. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft zowel de advocaat-generaal als de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.O. den Otter, gehoord.
Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, voor zover deze aan het oordeel van het hof was onderworpen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er ernstige bezwaren tegen de verdachte bestonden, en het hof sluit zich aan bij deze motivering. De raadsman had alternatieve scenario's aangedragen, maar het hof oordeelde dat deze niet afdoen aan de ernst van de zaak. Het hof benadrukte dat er sprake was van een zeer ernstig feit en een geschokte rechtsorde, en dat schorsing van de voorlopige hechtenis alleen mogelijk is bij zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden, waarvan in dit geval niet was gebleken. Ook de aanwezigheid van de onderzoeksgrond stond schorsing in de weg.
Daarom heeft het hof het verzoek van de verdachte tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. De beschikking is gegeven in raadkamer en de advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.