ECLI:NL:GHAMS:2017:4278
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het hoger beroep tegen het bevel tot gevangenhouding van de verdachte in een drugszaken
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 oktober 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte tegen een bevel tot gevangenhouding dat door de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Badhoevedorp, was gegeven op 3 oktober 2017. De verdachte, geboren in 1958 en thans verblijvende in detentie, had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank, waarbij haar gevangenhouding voor de duur van 30 dagen was bevolen. De verdachte was voorafgaand aan het bevel niet gehoord, wat door haar raadsman als een schending van haar rechten werd aangevoerd. De advocaat-generaal stelde echter dat er voldoende gronden waren voor de gevangenhouding, aangezien de verdachte al eerder was gehoord in verband met andere procedures.
Het hof constateerde dat het voorschrift van artikel 65, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering niet was nageleefd, maar oordeelde dat deze omissie hersteld kon worden. De verdachte was in de week na het bevel alsnog in raadkamer gehoord, maar had geen argumenten aangedragen die de gronden voor haar voorlopige hechtenis konden weerleggen. Bovendien was de verdachte inmiddels veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden voor het opzettelijk binnenbrengen van cocaïne in Nederland, wat de ernst van de zaak onderstreepte.
Uiteindelijk oordeelde het hof dat het verzuim in hoger beroep voldoende was hersteld en dat de ernstige bezwaren tegen de verdachte onverminderd voortbestonden. Het hof verwierp het beroep tegen de beschikking van de rechtbank en handhaafde het bevel tot gevangenhouding.