ECLI:NL:GHAMS:2017:416
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing beklag art. 12 Sv inzake mishandeling deurwaarder
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 februari 2017 uitspraak gedaan in een beklagprocedure naar aanleiding van een aangifte van mishandeling door een deurwaarder, klager, tegen een beklaagde. Klager had op 30 oktober 2015 aangifte gedaan van mishandeling door de eigenaar van een winkel, nadat hij had aangekondigd beslag te leggen op goederen in verband met een openstaande vordering. Klager werd tijdens dit voorval door de beklaagde mishandeld. Het hof heeft kennisgenomen van het proces-verbaal van de politie en de verklaringen van getuigen, waaronder de ex-vriendin van de beklaagde en de broer van de beklaagde. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is om de beklaagde te vervolgen, aangezien het aanvullend onderzoek geen steunbewijs heeft opgeleverd dat kan bijdragen aan een veroordeling. Het hof wijst het beklag van klager af, omdat er geen voldoende bewijs is dat de beklaagde de dader is van de mishandeling.
Daarnaast heeft het hof de ontvankelijkheid van de klaagster, de werkgever van klager, beoordeeld. Het hof stelt vast dat klaagster niet is getroffen in een belang dat haar bepaaldelijk aangaat, omdat haar belang niet gelijk is aan dat van klager. De klaagster kan zich niet beroepen op de bescherming tegen lichamelijk geweld, aangezien haar belang meer gericht is op de zorgplicht als werkgever. Daarom is klaagster niet-ontvankelijk in haar beklag. De beslissing van het hof is dat het beklag van zowel klager als klaagster wordt afgewezen.