ECLI:NL:GHAMS:2017:4082

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2017
Publicatiedatum
6 oktober 2017
Zaaknummer
15/800310-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige hechtenis en verlenging gevangenhouding in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 oktober 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1976 en thans verblijvende in detentie, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, die op 13 september 2017 een bevel tot verlenging van de gevangenhouding had gegeven. De raadsvrouw van de verdachte beperkte het appel tot het bevel tot verlenging van de gevangenhouding. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw, gehoord.

Het hof heeft de beschikking waarvan beroep in zijn geheel overgenomen en oordeelt dat er sprake is van een geval als bedoeld in artikel 67 lid 1 aanhef en onder c van het Wetboek van Strafvordering, waardoor voorlopige hechtenis mogelijk is. De raadsvrouw had een onjuiste lezing van artikel 8.12 van de Wet dieren, wat het hof niet volgde. Het hof concludeert dat er ernstige bezwaren zijn ten aanzien van de feiten die aan de verdachte worden verweten, vooral gezien de omstandigheden waaronder de verdachte op 4 augustus 2017 is aangetroffen en de resultaten van DNA-onderzoek.

Gezien het recidivegevaar en de ernst van de verdenking, oordeelt het hof dat de voorlopige hechtenis moet voortduren. Het verzoek van de verdachte tot schorsing van de voorlopige hechtenis wordt afgewezen, omdat de belangen van de verdachte niet opwegen tegen de maatschappelijke veiligheid. De beslissing van het hof is dat het beroep tegen de bestreden beschikking en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis worden afgewezen.

Uitspraak

15/800310-17
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[appellant] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
wonende te [adres] ,
thans verblijvende in [detentie] ,
tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar van 13 september 2017, houdende bevel tot verlenging van de geldigheidsduur van zijn gevangenhouding en de toewijzing van de 67b-vordering. De raadsvrouw heeft het appel ter zitting beperkt tot het bevel tot verlenging van de gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar van 18 september 2017, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld van voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsvrouw mr. N.A.M. Oor.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep en de gronden waarop deze berust.
Het hof oordeelt dat er sprake is van een geval als bedoeld in artikel 67 lid 1 aanhef en onder c Wetboek van Strafvordering zodat voorlopige hechtenis mogelijk is. Het hof neemt op dit punt de motivering van de rechtbank over. De visie van de raadsvrouw berust op een onjuiste lezing van artikel 8.12 van de Wet dieren.
Het hof acht vooralsnog ernstige bezwaren ten aanzien van feit 2 en de feiten vermeld op de 67b-vordering aanwezig, gelet op de omstandigheden waaronder de verdachte is aangetroffen op 4 augustus 2017 rond 05:00 uur ’s nachts, de goederen die op zijn persoon en in de auto zijn aangetroffen, de aangiften en de resultaten van DNA-onderzoek met betrekking tot de toegevoegde feiten.
Nu er sprake is van ernstige bezwaren ter zake van een reeks feiten gedurende een periode van een half jaar acht het hof het recidivegevaar uitdrukkelijk aanwezig.
Gelet op de aard en de ernst van de verdenking is artikel 67a, derde lid, Wetboek van Strafvordering thans niet aan de orde.
Met betrekking tot het namens de verdachte mondeling gedane verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis geldt dat dit verzoek moet worden afgewezen, omdat het belang dat de verdachte heeft bij zijn invrijheidstelling niet opweegt tegen de gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid die in het bevel tot zijn gevangenhouding zijn aangewezen – te weten het hiervoor genoemde recidivegevaar – welke ook thans nog grond geven tot voortduring van zijn vrijheidsbeneming.
15/800310-17

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 4 oktober 2017 in raadkamer van dit hof door
mr. I.M.H. van Asperen de Boer- Delescen, voorzitter,
mrs. H.S.G. Verhoeff en J.L. Bruinsma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 4 oktober 2017,
de advocaat-generaal