ECLI:NL:GHAMS:2017:4077
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Voorlopige hechtenis en afwijzing verzoek tot schorsing in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 oktober 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1981 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 18 september 2017, waarin zijn gevangenhouding werd bevolen en zijn verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis werd afgewezen. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder de akte van de griffier van de rechtbank en de verklaringen van de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. H.A.F.C. Tack.
Het hof heeft de beschikking waarvan beroep bekeken en is tot de conclusie gekomen dat er ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte met betrekking tot de feiten die in de vordering tot inbewaringstelling zijn vermeld. De ernstige bezwaren voor de straatroven zijn onderbouwd door camerabeelden en herkenningen door verbalisanten en juweliers. Daarnaast zijn er ook ernstige bezwaren voor een ander feit, gebaseerd op de aangifte van het slachtoffer en getuigenverklaringen. Gezien het recidiverisico en de ernst van de feiten heeft het hof besloten om het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af te wijzen.
De beslissing van het hof was om het beroep tegen de bestreden beschikking af te wijzen. Deze uitspraak is gedaan in raadkamer door de voorzitter en twee raadsheren, met de griffier aanwezig. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.