ECLI:NL:GHAMS:2017:3856

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 september 2017
Publicatiedatum
25 september 2017
Zaaknummer
R 000344-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om schadevergoeding wegens onterecht ondergane vrijheidsbeneming

In deze zaak gaat het om een verzoekschrift van een appellant, geboren in 1996, die schadevergoeding eist van de Staat ter hoogte van € 17.865,00. Dit verzoek is ingediend naar aanleiding van een vrijheidsbeneming op basis van artikel 77cca van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank Noord-Holland heeft op 8 februari 2016 het verzoek afgewezen, waarna de appellant in hoger beroep is gegaan bij het Gerechtshof Amsterdam. Tijdens de openbare behandeling op 21 juli 2017 heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek.

Het hof heeft de stukken van de strafzaak bestudeerd en is tot de conclusie gekomen dat er geen mogelijkheid bestaat voor hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank, zoals vastgelegd in artikel 77dd, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Dit artikel verklaart verschillende andere artikelen van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing, maar sluit de mogelijkheid van hoger beroep uit. De wetgever heeft er kennelijk voor gekozen om geen hoger beroep open te stellen voor beslissingen van de rechtbank op verzoeken op basis van artikel 77dd Sr.

Daarom heeft het hof besloten de appellant niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep. De beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het Gerechtshof Amsterdam en is ondertekend door de voorzitter en de griffier. De uitspraak vond plaats op 15 september 2017.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Rekestnummer: R 000344-17 (77dd Sr HB)
Parketnummer in eerste aanleg: 14/811022-12
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de enkelvoudige raadkamer van de rechtbank Noord-Holland van 8 februari 2016 op het verzoekschrift op de voet van artikel 77dd, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van:
[verzoeker] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat,
[adres] .

1.Inhoud van het verzoek

Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ten laste van de Staat, tot een bedrag van € 17.865,00, ter zake van schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane vrijheidsbeneming uit hoofde van artikel 77cca Sr in de strafzaak met voormeld parketnummer.

2.Procesverloop

De rechtbank heeft het verzoek afgewezen.
Het hoger beroep is ingesteld door verzoeker (hierna appellant).
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 21 juli 2017 de advocaat-generaal, appellant en diens advocaat ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek.

3.Beoordeling van het hoger beroep

Het hof overweegt als volgt.
Appellant komt in appel tegen de afwijzing door de rechtbank van zijn verzoek om vergoeding van schade op de voet van artikel 77dd, vijfde lid Sr.
Het hof overweegt dat in dat artikellid de artikelen 89, eerste lid, tweede volzin, tweede lid, en zesde lid, 90 en 93 Sv van overeenkomstige toepassing worden verklaard. Artikel 91, eerste lid Sv –waarin wordt voorzien in de mogelijkheid van hoger beroep van beslissingen van de rechtbank op verzoeken op de voet van artikel 89 Sv- is daarin niet van overeenkomstige toepassing verklaard en ook elders is in de wet niet voorzien in de mogelijkheid van hoger beroep. Gelet op het voorgaande heeft de wetgever er kennelijk uitdrukkelijk voor gekozen geen hoger beroep open te stellen van beslissingen van de rechtbank op de voet van artikel 77dd Sr.
Gelet op het voorgaande zal het hof appellant niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
Verklaart appellant niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellant.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. M.F.J.M. de Werd, J.L. Bruinsma en A.M. Ruige, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 15 september 2017.