ECLI:NL:GHAMS:2017:3856
Gerechtshof Amsterdam
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om schadevergoeding wegens onterecht ondergane vrijheidsbeneming
In deze zaak gaat het om een verzoekschrift van een appellant, geboren in 1996, die schadevergoeding eist van de Staat ter hoogte van € 17.865,00. Dit verzoek is ingediend naar aanleiding van een vrijheidsbeneming op basis van artikel 77cca van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank Noord-Holland heeft op 8 februari 2016 het verzoek afgewezen, waarna de appellant in hoger beroep is gegaan bij het Gerechtshof Amsterdam. Tijdens de openbare behandeling op 21 juli 2017 heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek.
Het hof heeft de stukken van de strafzaak bestudeerd en is tot de conclusie gekomen dat er geen mogelijkheid bestaat voor hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank, zoals vastgelegd in artikel 77dd, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Dit artikel verklaart verschillende andere artikelen van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing, maar sluit de mogelijkheid van hoger beroep uit. De wetgever heeft er kennelijk voor gekozen om geen hoger beroep open te stellen voor beslissingen van de rechtbank op verzoeken op basis van artikel 77dd Sr.
Daarom heeft het hof besloten de appellant niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep. De beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het Gerechtshof Amsterdam en is ondertekend door de voorzitter en de griffier. De uitspraak vond plaats op 15 september 2017.