ECLI:NL:GHAMS:2017:38

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 januari 2017
Publicatiedatum
10 januari 2017
Zaaknummer
15/800433-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige hechtenis en recidivegevaar in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de voorlopige hechtenis van de verdachte, die in het huis van bewaring De Geniepoort te Alphen aan den Rijn verblijft. De verdachte, geboren in 1990 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 30 november 2016, die de verlenging van zijn gevangenhouding beval. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en de argumenten van de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte, mr. B.J. Polman.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank beoordeeld en is van mening dat er ernstige bezwaren bestaan tegen de verdachte, die frequent in harddrugs heeft gehandeld en zelf ook verdovende middelen gebruikt. Dit gedrag leidt tot de conclusie dat de verdachte een misdrijf kan begaan dat de gezondheid of veiligheid van anderen in gevaar kan brengen. Het hof oordeelt dat de voorlopige hechtenis van de verdachte niet kan worden geschorst, omdat het belang van de verdachte bij invrijheidstelling niet opweegt tegen de maatschappelijke veiligheid. De beslissing van het hof is om het beroep tegen de beschikking van de rechtbank af te wijzen en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis te verwerpen.

De uitspraak benadrukt de zorg van het hof over het recidivegevaar en de noodzaak om de veiligheid van de samenleving te waarborgen. De beslissing is genomen in raadkamer, waarbij de rechters zich verenigden met de gronden van de rechtbank, met uitzondering van de waarheidsvinding, die is verworpen. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.

Uitspraak

15/800433-16
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
wonende te zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in het huis van bewaring De Geniepoort te Alphen aan den Rijn,
tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar van 30 november 2016, voor zover houdende bevel tot verlenging van de geldigheidsduur van zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar van 1 december 2016, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de raadsman van verdachte mr. B.J. Polman.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en de gronden waarop deze berust met uitzondering van de zogeheten waarheidsvinding. Deze grond komt te vervallen.
Er bestaan ernstige bezwaren dat de verdachte gedurende een langere periode frequent heeft gehandeld in harddrugs en daarmee voor een belangrijk deel in zijn levensonderhoud heeft voorzien. Bovendien gebruikt de verdachte zelf met regelmaat verdovende middelen volgens zijn eigen opgave. Op grond daarvan is het hof van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte een misdrijf zal begaan waardoor de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht of waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld.
De enkele omstandigheid dat de voorlopige hechtenis van de medeverdachten onlangs wel door de rechtbank is geschorst maakt niet dat bij voortzetting van de voorlopige hechtenis van de verdachte sprake is van een schending van het gelijkheidsbeginsel, nu het hof over onvoldoende informatie beschikt ten aanzien van de zaken van de medeverdachten om te kunnen beoordelen of hier sprake is van rechtens relevante gelijke gevallen die gelijk behandeld moeten worden.
Gelet op het vorenstaande is het hof onvoldoende in staat om te bepalen of de hiervoor genoemde recidivegevaar op maatschappelijk aanvaardbare wijze door het stellen van voorwaarden in het kader van een schorsing kan worden ingeperkt. Dat betekent in dit geval dat het namens de verdachte bij de behandeling in raadkamer gedane verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis moet worden afgewezen, omdat het belang dat de verdachte heeft bij zijn invrijheidstelling niet opweegt tegen de gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid die in het bevel tot zijn gevangenhouding worden genoemd, welke ook thans nog grond geven tot voortduring van zijn vrijheidsbeneming.
15/800433-16

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 4 januari 2017 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. M.F.J.M. de Werd en A.M. Ruige, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 4 januari 2017,
de advocaat-generaal