ECLI:NL:GHAMS:2017:3668

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 juni 2017
Publicatiedatum
13 september 2017
Zaaknummer
23-003588-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake telen en voorhanden hebben van hennepplanten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1958, was aangeklaagd voor het telen en voorhanden hebben van hennepplanten in de periode van 1 december 2007 tot en met 14 december 2009. De tenlastelegging betrof het opzettelijk telen van ongeveer 936 hennepplanten in een pand aan de Landsmeerdijk in Amsterdam. Tijdens de zitting in hoger beroep op 30 mei 2017 heeft de verdachte verklaard dat hij niet betrokken was bij de hennepkwekerij, maar enkel als katvanger fungeerde. Het hof oordeelde dat het alternatieve scenario van de verdachte niet op voorhand onwaarschijnlijk was, omdat de hennepkwekerij professioneel was opgezet en het moeilijk te geloven was dat de verdachte dit alleen had gedaan. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van het telen van hennep, maar het hof achtte wel bewezen dat hij de hennepplanten voorhanden had.

Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en legde een gevangenisstraf van twee maanden op, waarvan de uitvoering werd opgeschort, en een taakstraf van 180 uren. De beslissing was gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor opiumwetdelicten. Het hof hield rekening met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht voor first offenders, maar zag geen aanleiding om de taakstraf te verlagen. De op te leggen straffen zijn gegrond op de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003588-14
datum uitspraak: 13 juni 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 26 juli 2011 in de strafzaak onder parketnummer 13-851526-10 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
30 mei 2017.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2007 tot en met 14 december 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan Landsmeerdijk) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 936, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bespreking van het gevoerde verweer

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij - anders dan hij bij de politie heeft verklaard - niet betrokken is geweest bij de aangetroffen hennepkwekerij in de door hem gehuurde loods. Hij heeft voorts verklaart dat hij wel wist dat in de loods een hennepkwekerij was en dat hij bij de politie niet durfde te zeggen van wie deze kwekerij was, omdat hij bang was en is voor represailles. Hij heeft enkel als katvanger gefungeerd, aldus de verdachte.
Het hof is van oordeel dat het alternatieve scenario van de verdachte, namelijk dat de hennepkwekerij door anderen in de loods was opgezet en onderhouden, niet op voorhand zo onwaarschijnlijk is dat het hof het kan passeren. Het hof acht daarbij van belang dat het een in zekere mate professioneel opgezette hennepkwekerij betrof met meer dan 900 planten. Het is moeilijk voor te stellen dat de verdachte dit in zijn eentje heeft opgezet, terwijl de verdachte dit bij de politie wel heeft verklaard. De politie heeft hier verder niet op doorgevraagd. Gelet hierop acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het telen van hennep.
Het hof acht wel bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van de hennepplanten.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 december 2007 tot en met 14 april 2009 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad, in een pand aan de Landsmeerdijk, een hoeveelheid van 936 hennepplanten.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft gedurende enige tijd een grote hoeveelheid hennepplanten voorhanden gehad in een loods die hij huurde. Gezien de hoeveelheid aangetroffen planten, te weten 936 stuks, gaat het hof er vanuit dat de hennep voor verdere verspreiding was bedoeld. Het gebruik van hennep kan schadelijke gevolgen meebrengen voor de gezondheid van gebruikers. Bovendien leidt de aanwezigheid van hennepplanten in een hoeveelheid als waarvan sprake is tot een negatieve criminele uitstraling.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 15 mei 2017 is hij eerder, te weten in 1998 en in 2001, onherroepelijk voor opiumwetdelicten veroordeeld. Echter, gezien het tijdsverloop sinds die veroordelingen ziet het hof aanleiding in de straftoemeting aansluiting te zoeken bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor een first offender, die in dit geval uitgaan van een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden. Voor een verlaging van de taakstraf zoals door de raadsman verzocht, ziet het hof, onvoldoende aanleiding.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. D.J.M.W. Paridaens en mr. V. Mul, in tegenwoordigheid van mr. M.C.W. van der Voort, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 juni 2017.
=========================================================================
[…]