ECLI:NL:GHAMS:2017:3639

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2017
Publicatiedatum
10 september 2017
Zaaknummer
23-004132-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling tijdens verkeersruzie met voorwaardelijke geldboete en schadevergoeding

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling van een medeweggebruiker tijdens een verkeersruzie op 12 februari 2016. De politierechter had de verdachte een geldboete van € 500 opgelegd, subsidiair 10 dagen hechtenis, en een schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de benadeelde partij, aangeduid als [slachtoffer], heeft mishandeld door deze tegen de kaak te slaan. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een geldboete van € 250, subsidiair 5 dagen hechtenis, met een voorwaardelijke proeftijd van 2 jaar. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, waardoor deze alleen bij de burgerlijke rechter kan worden ingediend. Het hof heeft de strafbaarheid van de verdachte bevestigd en de op te leggen straf gemotiveerd op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004132-16
datum uitspraak: 15 augustus 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 oktober 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-032074-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
15 augustus 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 februari 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] te slaan/stompen in/op/tegen de kaak, in elk geval het hoofd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 februari 2016 te Amsterdam, [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] te slaan tegen de kaak.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 500, subsidiair 10 dagen hechtenis, en gedeeltelijke toewijzing van de vordering benadeelde partij tot een bedrag van € 330, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2016 en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 500, subsidiair 10 dagen hechtenis, waarvan € 250, subsidiair 5 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en toewijzing van de vordering benadeelde partij conform het oordeel van de politierechter.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte, alsmede diens draagkracht. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft tijdens een verkeersruzie medeweggebruiker [slachtoffer], die hij verantwoordelijk hield voor het veroorzaken van een gevaarlijke situatie en de als gevolg daarvan ontstane blikschade, tegen zijn kaak geslagen. De verdachte heeft door zijn gedraging het slachtoffer pijn en letsel toegebracht en de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] aangetast. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep spijt betuigd en aangegeven zich te realiseren dat hij niet zo had moeten handelen. Ook heeft de verdachte inzicht gegeven in de gevolgen die het verkeersongeval dat ten grondslag lag aan de mishandeling voor zijn persoonlijke leven heeft gehad en nog steeds heeft. Hij heeft onder meer zijn werkzaamheden voor een belangrijk deel moeten staken en is nog onder behandeling van een haptonoom.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 augustus 2017 is hij eerder, doch lange tijd geleden, ter zake van geweldsmisdrijven onherroepelijk veroordeeld. Het hof zal deze veroordelingen niet ten nadele van de verdachte meewegen.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 340,22. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 330,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D.J.M.W. Paridaens, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van mr. L.J.M. Klop, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
15 augustus 2017.