ECLI:NL:GHAMS:2017:3636

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2017
Publicatiedatum
10 september 2017
Zaaknummer
23-000480-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in hennepkwekerij

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De veroordeelde was eerder veroordeeld voor het telen van hennep in de periode van 16 augustus 2012 tot en met 8 november 2012. Het openbaar ministerie had in eerste aanleg gevorderd dat de veroordeelde een geldbedrag van € 37.181,68 aan de Staat zou betalen ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De politierechter had deze vordering toegewezen.

In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de veroordeelde en zijn raadsman. Het hof heeft vastgesteld dat in de woning van de veroordeelde een hennepkwekerij was aangetroffen met 460 hennepplanten. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de veroordeelde de verplichting wordt opgelegd tot betaling van € 37.181,68, maar het hof heeft dit bedrag herzien en vastgesteld op € 37.896,56.

Het hof heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op rapporten en de aangetroffen situatie in de kwekerij. Het hof heeft geen aanleiding gezien om bepaalde kosten in mindering te brengen op het verkregen voordeel, omdat deze niet voldoende waren onderbouwd. Uiteindelijk heeft het hof de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd, waarbij het vonnis van de politierechter is vernietigd en opnieuw recht is gedaan.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000480-15
Datum uitspraak: 29 augustus 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 1 april 2014 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer
15-660204-13 tegen de veroordeelde
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
adres: [adres].

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 37.181,68.
De veroordeelde is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 1 april 2014 met parketnummer 15-660204-13 veroordeeld ter zake van - kort gezegd en voor zover van belang - het telen van hennep in de periode van 16 augustus 2012 tot en met 8 november 2012.
Voorts heeft de politierechter in de rechtbank Noord-Holland bij vonnis van 1 april 2014 de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 37.181,68 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De veroordeelde heeft hoger beroep ingesteld tegen laatstgenoemd vonnis.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
15 augustus 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de veroordeelde en de raadsman naar voren is gebracht.

Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van € 37.181,68 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het hof overweegt als volgt. Op grond van het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 28 november 2012 en het dossier in de strafzaak met nummer 15-660204-13 is komen vast te staan dat op 8 november 2012 in de woning van de veroordeelde een hennepkwekerij is aangetroffen, bestaande uit twee ruimten. Naar het oordeel van het hof is aannemelijk dat (minst genomen) eenmaal in beide ruimten is geoogst. Dit oordeel is gegrond op de aangetroffen situatie in de hennepkwekerij, in het bijzonder de ter plaatse aangetroffen hennepresten en –afval, kalkafzetting, droogrekken en verpakkingsmaterialen en de hoge mate van vervuiling van zowel het filterdoek op plaatsen anders dan onder de ketting waaraan het was opgehangen. [1] Deze omstandigheden laten zich niet anders verklaren dan dat de hennepkwekerij reeds enige tijd in werking was.
De stelling van de veroordeelde dat hij de kwekerij met behulp van ‘[naam]’ heeft opgebouwd wordt niet ondersteund door de inhoud van het dossier en is niet nader onderbouwd noch anderszins geconcretiseerd. Zo heeft de veroordeelde met betrekking tot “[naam]” geen nadere identificerende gegevens verstrekt. Deze stelling acht het hof derhalve niet aannemelijk.
In de ontmantelde kwekerij groeiden 413 hennepplanten in ruimte A en 47 hennepplanten in ruimte B, een totaal van 460 hennepplanten. Bij gebreke van concrete informatie over de geldelijke opbrengst van en kosten in verband met de eerdere oogst, zal het hof in de berekening betrekken hetgeen in dat verband is opgenomen in het Rapport ‘Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’ van het Bureau Ontnemingswetging openbaar ministerie van 1 november 2010 (hierna: BOOM-rapport). Bij gebreke aan informatie over concrete informatie over het aantal planten per m2, zal het hof ten voordele van de veroordeelde als opbrengst hennep per plant uitgaan van een opbrengst van 27,2 gram, conform het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 28 november 2012.
De gemaakte kosten voor de aanschaf van stekjes, overige variabele kosten en afschrijvingskosten ontleent het hof eveneens aan de in het BOOM-rapport vermelde algemene uitgangspunten Het hof ziet geen aanleiding energiekosten in mindering te brengen op het verkregen voordeel, nu niet is aangetoond dat deze daadwerkelijk zijn voldaan. Het hof ziet ook geen aanleiding de door de verdediging aangevoerde eindafrekening van Kennemer Wonen in mindering te brengen op het verkregen voordeel, nu ook hiervan niet is aangetoond dat deze rekening daadwerkelijk is voldaan.
Gelet op het voorgaande wordt de berekening als volgt:
Opbrengst
460 planten x 27,2 = 12.512 gram hennep
Opbrengst per oogst: 12.512 gram hennep x € 3,28 =
€ 41.039,36.
Kosten per oogst
Afschrijvingskosten € 300,00
Overige variabele kosten (460 x € 3,33) € 1.531,80
Stekken (460 x € 2,85)
€ 1.311,00 +
Totaal
€ 3.142,80=
Het wederrechtelijk verkregen voordeel komt hiermee op:
€ 41.039,36 - € 3.142,80 =
€ 37.896,56

Verplichting tot betaling aan de Staat

Aan de veroordeelde dient, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting te worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 37.896,56.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
Dit wettelijke voorschrift wordt toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
37.896,56 (zevenendertigduizend achthonderdzesennegentig euro en zesenvijftig cent).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 37.896,56 (zevenendertigduizend achthonderdzesennegentig euro en zesenvijftig cent).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D.J.M.W. Paridaens, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van mr. L.J.M. Klop, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
29 augustus 2017.
[......]

Voetnoten

1.[......]