ECLI:NL:GHAMS:2017:3554

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 september 2017
Publicatiedatum
7 september 2017
Zaaknummer
200.211.165/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris over verkapte dienstweigering en wrakingsverzoek

In deze zaak hebben klagers, bestaande uit een besloten vennootschap en haar bestuurder, een klacht ingediend tegen een notaris. De klagers verwijten de notaris dat hij heeft aangestuurd op een verkapte dienstweigering door zijn diensten uitsluitend tegen een uurtarief van € 195,-- aan te bieden, in plaats van een vast tarief. De kamer voor het notariaat in 's-Hertogenbosch heeft de klacht van klagers ongegrond verklaard, waarop klagers in hoger beroep zijn gegaan. Het hof heeft vastgesteld dat de kamer ten onrechte het wrakingsverzoek van klagers naast zich heeft neergelegd en heeft geoordeeld dat de beslissing van de kamer nietig is. Het hof heeft de zaak zelf afgedaan en de klacht van klagers ongegrond verklaard, waarbij het hof oordeelde dat de notaris geen onredelijk tarief hanteerde en dat er geen sprake was van dienstweigering. Klagers zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun nieuw geformuleerde klachten.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.211.165/01 NOT
nummer eerste aanleg : SHE/2016/83
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 5 september 2017
inzake
1. [naam] B.V.,
gevestigd te [plaats] ,
2. [naam] ,
wonend te [plaats] ,
appellanten,
tegen
mr. [naam] ,
notaris te [plaats] ,
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellanten (hierna tezamen: klagers en afzonderlijk: klaagster respectievelijk klager) hebben op 2 maart 2017 een beroepschrift - met bijlage - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort 's-Hertogenbosch (hierna: de kamer) van 20 februari 2017 (ECLI:NL:TNORSHE:2017:12). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klagers tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) ongegrond verklaard.
1.2.
Klagers hebben op 29 maart 2017 een aanvullend beroepschrift - met bijlagen - ingediend.
1.3.
De notaris heeft op 2 mei 2017 een verweerschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend.
1.4.
Partijen hebben het hof vooraf laten weten niet te zullen verschijnen. Op 22 juni 2017 heeft het hof de zaak buiten aanwezigheid van partijen in raadkamer behandeld.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Klager heeft tegen de vaststelling van de feiten bezwaar gemaakt. Het hof zal hiermee (voor zover relevant) bij de beoordeling rekening houden.
3.2.
Kort weergegeven gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Klager is bestuurder en enig aandeelhouder van klaagster.
3.2.2.
Op 27 oktober 2016 heeft een oriënterend gesprek plaatsgevonden tussen klager en de notaris over het opstellen van een notariële akte houdende een tussen klager en klaagster geldende vaststellingsovereenkomst en schuldbekentenis, de afgifte van een grosse en de daarmee gemoeide kosten. Klager heeft tijdens dit gesprek de concepttekst van de akte aan de notaris verstrekt.
3.2.3.
Tijdens dit gesprek heeft de notaris aangegeven dat hij deze diensten wilde verrichten tegen een tarief van € 195,-- per uur en niet tegen een vast tarief. Klager heeft hiermee niet ingestemd.
3.2.4.
Bij e-mailbericht van diezelfde middag (27 oktober 2016 16:55 uur) heeft klager de notaris het volgende bericht:
“Vanmiddag, donderdag 27-10-2016, spraken wij met elkaar op uw kantoor in [plaats] ivm een offerte voor een authentieke akte inzake een vaststellingsovereenkomst/schuldbekentenis tussen mijn vennootschap [besloten vennootschap] bv en mijzelf in privé.
Mijn bedoeling van dit gesprek was u hierover kort persoonlijk te informeren alvorens ik u de door mij aan te leveren conceptakte en bijbehorende stukken per email zou gaan toesturen.
Zover is het niet gekomen. De reden daarvoor is dat u reeds in het gesprek van ca 10 minuten aangaf dat u de verlangde werkzaamheden uitsluitend tegen een uurtarief (van 195,00 Euro) en zonder limiet wilde uitvoeren. Niet op basis van een vaste prijsafspraak.
Ik heb u meegedeeld dat ik daar niet mee akkoord kan gaan omdat de verlangde werkzaamheden door een andere notaris zijn aangeboden voor een vast bedrag van 305 Euro (autenthieke akte) plus 95 Euro (grosse).
Daarop is door u geantwoord dat u tenminste aan het dubbele dacht. Van mijn kant is vervolgens gesteld dat de verlangde werkzaamheden dermate beperkt zijn (eenvoudige akte van 2 bladzijden, in Word-formaat aangeleverd, alle bijbehorende stukken als PDF) dat de betreffende werkzaamheden binnen een halfuur uitgevoerd kunnen worden.
Op grond van hetgeen hiervoor is gesteld kon ik niet anders concluderen dat uw (mondelinge) aan te merken is als een (verkapte) dienstweigering in de zin van artikel 21 lid 1 Wet op het notarisambt, jo artikel 10 lid 3 Verordening beroeps- en gedragsregels.
Dat maakt het zinloos om de voorgenomen aanvraag per email nog aan u te sturen. Ik versta uw aanbieding derhalve ook in die zin.”

4.Standpunt van klagers

Klagers verwijten de notaris dat hij heeft aangestuurd op verkapte dienstweigering in de zin van artikel 21 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) juncto artikel 10 lid 3 van de Verordening beroeps- en gedragsregels.
Klagers voeren in dit verband het volgende aan. De notaris heeft geweigerd de door klagers verlangde diensten aan te bieden tegen een vast tarief. De notaris wenste de diensten uitsluitend te verrichten tegen een uurtarief van € 195,-- zonder enige limiet. De notaris had kunnen weten dat klagers daarmee nooit zouden instemmen gelet op de aard en de omvang van de verlangde diensten en de goede kwaliteit en volledigheid van de door klagers aangeleverde stukken.

5.Standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Volgens de notaris is geen sprake van dienstweigering. Hij heeft daartoe - kort weergegeven - aangevoerd dat hij de door klager overhandigde overeenkomst tijdens het gesprek snel heeft doorgenomen. De notaris heeft klager onder meer erop gewezen dat wellicht sprake is van fiscale consequenties en dat hij een aantal wettelijk verplichte (controle) werkzaamheden dient te verrichten, waarvoor inzage in de onderliggende stukken waaronder de statuten noodzakelijk is. De notaris heeft vervolgens aangegeven dat hij de opdracht zou kunnen uitvoeren tegen een uurtarief van € 195,-- exclusief BTW. Klager vond dat allemaal niet nodig en wilde een vaste prijs. Klager dacht daarbij aan een bedrag van
€ 400,--, welk bedrag volgens klager een andere notaris voor de werkzaamheden had aanvaard. De notaris wilde geen vaste prijs afspreken omdat onduidelijk was hoeveel tijd met de werkzaamheden zou zijn gemoeid. Een honorarium van € 400,-- zou betekenen dat hij slechts iets meer dan twee uur aan de zaak zou kunnen besteden, terwijl zijn inschatting was dat hij meer dan het dubbele aantal uren nodig zou hebben. De notaris heeft aangegeven dat klager een urenspecificatie zou krijgen waarop de werkelijk aan de opdracht bestede tijd zou worden vermeld en dat de notaris hem vooraf op de hoogte zou stellen indien het aantal uren meer dan vier zou bedragen. Klager vond dat te duur.

6.Beoordeling

Formeel
De beslissing van de kamer
6.1.
Volgens het beroepschrift hebben klagers - primair - beroep ingesteld tegen de beslissing van de kamer omdat de kamer het wrakingsprotocol heeft geschonden. Klagers hebben op 17 februari 2017 bij de kamer een verzoek tot wraking ingediend. Het wrakingsverzoek is gericht aan zowel de leden die een beslissing hebben genomen in SHE/2016/81 (dit betreft een andere zaak van klager) als ‘de kamer voor het ressort ‘s-Hertogenbosch in zijn algemeen’. De kamer is ter zitting in eerste aanleg van 20 februari 2017 aan het wrakingsverzoek voorbij gegaan en de kamer heeft de klacht toen inhoudelijk behandeld en terstond uitspraak gedaan. Dit betekent volgens klagers dat de beslissing van de kamer nietig is, althans vernietigd dient te worden, althans geacht moet worden niet te bestaan, aangezien de beslissing is gegeven zonder dat eerst het verzoek tot wraking is behandeld volgens de daarop van toepassing zijnde regelgeving, en dat artikel 6 EVRM is geschonden. Klagers hebben het hof verzocht de zaak te verwijzen naar de kamer voor het notariaat in een ander ressort om de klacht opnieuw te behandelen.
6.2.
Het hof overweegt als volgt. In artikel 100 Wna wordt onder meer artikel 515 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van overeenkomstige toepassing verklaard. Artikel 515 lid 1 Sv is gelijkluidend aan artikel 39 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en artikel 8:18 lid 1 Algemene wet bestuursrecht (Awb). In deze artikelen is bepaald dat een wrakingsverzoek wordt behandeld door een meervoudige kamer waarin de rechter van wie wraking is verzocht, geen zitting heeft. De Hoge Raad heeft in ECLI:NL:HR:2015:3633 het navolgende overwogen. ‘Het voorschrift van art. 39 lid 1 Rv strekt ertoe dat een beslissing op het wrakingsverzoek wordt verkregen die voor alle betrokkenen uit procedureel oogpunt geen twijfels oproept (vgl. ten aanzien van het gelijkluidende art. 8:18 lid 1 Awb: Kamerstukken II, 1991-1992, 22 495, nr. 3, p. 114). Dat voorschrift dient mede te worden uitgelegd tegen de achtergrond van art. 6 lid 1 EVRM, op grond waarvan de behandeling van een wrakingsverzoek “that does not immediately appear to be manifestly devoid of merit” niet achterwege mag worden gelaten, aangezien anders i) onvoldoende is gewaarborgd dat een partij haar aanspraak op een onpartijdige behandeling van de zaak kan verwezenlijken, en ii) het vertrouwen dat de rechtzoekende in de gerechten moet kunnen stellen, in het geding zou kunnen komen (vgl. EHRM 23 april 1996, 16839/90 (Remli/Frankrijk), rov. 48; EHRM 15 oktober 2009, 17056/06, ECLI:NL:XX:2008:5510 (Micallef/Malta), rov. 99).’
6.3.
Door het verzoek tot wraking naast zich neer te leggen en over te gaan tot een inhoudelijke beoordeling van de klacht heeft de kamer ten onrechte artikel 515 lid 1 Sv buiten toepassing gelaten. Uit het voorgaande volgt dat de beslissing van de kamer nietig is. Met verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 18 november 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2607, Meavita) is het hof van oordeel dat ‘nietigheid’ in dit geval niet hetzelfde betekent als ‘non existent’. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt voor gevallen als het onderhavige mee dat de nietigheid van de beslissing van de kamer alleen kan worden ingeroepen in het kader van een daartegen openstaand rechtsmiddel en dat is (in dit geval) hoger beroep bij dit hof. Het hof zal dus de bestreden beslissing vernietigen.
Nu het hoger beroep (ook) ertoe strekt om onregelmatigheden in de eerste aanleg te herstellen en het hof in hoger beroep de zaak op de voet van artikel 107 lid 4 Wna opnieuw in volle omvang behandelt, zal het hof de zaak zelf afdoen. Voor terugverwijzing van de zaak naar de kamer of verwijzing naar een andere kamer zijn onvoldoende gronden gesteld of gebleken.
Nieuwe klachten
6.4.
Voor zover klagers in hun beroepschrift en aanvulling daarop in hoger beroep nieuwe klachten hebben geformuleerd, zoals dat sprake zou zijn van een kartelachtige organisatie binnen het notariaat waarbinnen informatie over cliënten gedeeld zou worden, heeft te gelden, zoals ook reeds hiervoor vermeld, dat op grond van artikel 107 lid 4 van de Wna het hof de zaak in hoger beroep opnieuw in volle omvang behandelt en dat dit betekent dat alleen in beschouwing worden genomen de klachten die ook in de procedure in eerste aanleg aan de orde zijn geweest. Klagers zullen in de nieuwe klachten niet-ontvankelijk worden verklaard.
Inhoudelijk
6.5.
Het hof overweegt als volgt. Indien een cliënt weigert een gezien de omstandigheden redelijke vergoeding voor de verzochte dienst te voldoen, rekening houdend met een redelijk kantooruurtarief en met inachtneming van een eventueel geldende tariefregeling, hoeft een notaris zijn ministerie niet te verlenen. Aan de andere kant mag een notaris niet een dusdanig onredelijke vergoeding vragen voor zijn dienst dat een cliënt van het geven van een opdracht afziet, zodat het kantoor van de notaris - om welke reden dan ook - dergelijke werkzaamheden niet behoeft te verrichten. In het onderhavige geval is geen tariefregeling van toepassing. Het door de notaris gehanteerde kantooruurtarief van € 195,-- exclusief BTW komt het hof niet onredelijk voor. De door de notaris gemaakte inschatting van het aantal uren, te weten waarschijnlijk meer dan vier, komt het hof evenmin onredelijk voor. Gelet op het voorgaande is geen sprake van (verkapte) dienstweigering door de notaris. Het hof zal de klacht dan ook ongegrond verklaren.
6.6.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.7.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing;
- verklaart klagers niet-ontvankelijk in de in hoger beroep nieuw geformuleerde klachten;
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, J.H. Lieber en B.J.M. Gehlen en in het openbaar uitgesproken op 5 september 2017 door de rolraadsheer.