ECLI:NL:GHAMS:2017:3505

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 augustus 2017
Publicatiedatum
1 september 2017
Zaaknummer
23-003964-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake overtreding van een gebiedsverbod en bezit van harddrugs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1990, was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 12 oktober 2016. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk niet voldoen aan een gebiedsverbod en het aanwezig hebben van harddrugs, waaronder MDMA en cocaïne. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 september 2016 te Amsterdam zich opzettelijk bevond in een gebied waar hij zich niet mocht bevinden, en dat hij in het bezit was van een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht weken. De beslissing is genomen op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, waarbij het hof ook rekening heeft gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte. De op te leggen straf is gegrond op de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003964-16
datum uitspraak: 28 augustus 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het
vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 oktober 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-185939-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
14 augustus 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 08 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk dealeroverlastgebied DOG 1.0 gedaan krachtens artikel 172 / 172a van de gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening,
in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift, door de burgemeester van gemeente Amsterdam,
in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen van 25 juni 2016 tot en met 24 december 2016 niet mocht bevinden in/op dealeroverlastgebied DOG 1.0, immers bevond hij, verdachte, zich op
08 sepetember 2016 om 23:39 uur opzettelijk in/op de Oude Hoogstraat, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied;
2:
hij op of omstreeks 8 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad -(ongeveer) achttien tabletten en/of 0.42 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of - (ongeveer) 2.15 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid materiaal bevattende cocaïne, in elk geval (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring
komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 08 september 2016 te Amsterdam, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten
een gebiedsverbod, kenmerk dealeroverlastgebied DOG 1.0 gedaan krachtens artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening, door de burgemeester van gemeente Amsterdam, inhoudende
dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen van 25 juni 2016 tot en met 24 december 2016
niet mocht bevinden in dealeroverlastgebied DOG 1.0, immers bevond hij, verdachte, zich op
08 september 2016 om 23:39 uur opzettelijk in de Oude Hoogstraat;
2:
hij op 8 september 2016 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad achttien tabletten en
0,42 gram MDMA en 2,15 gram cocaïne.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet
hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde ten aanzien van feit 1 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken
en ten aanzien van feit 2 veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, waarvan 90 uren, subsidiair 45 dagen, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes weken en een taakstraf voor de duur van 180 uren, waarvan 90 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De advocaat-generaal heeft daarbij geen aanleiding gezien per feit een straf te vorderen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een door de Burgemeester van Amsterdam opgelegd gebiedsverbod overtreden. Dergelijke verboden hebben tot doel het verstoren van de openbare orde en overlast aan bewoners, bedrijven en toeristen binnen een bepaald gebied tegen te gaan en dergelijke verboden worden daartoe vanwege het bevoegd gezag gegeven. Door een dergelijk bevel te negeren frustreert de verdachte het door de gemeente gevoerde beleid op dat gebied.
Daarnaast heeft de verdachte heeft schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van achttien tabletten en
0,42 gram MDMA en 2,15 gram cocaïne. Het aanwezig hebben van harddrugs betekent een ernstige bedreiging van de volksgezondheid en leidt niet zelden direct en indirect tot diverse vormen van criminaliteit.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 augustus 2017 is
hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor soortgelijke feiten, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof acht, alles afwegende waarbij inbegrepen hetgeen door de raadsman is aangevoerd, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 57, 63 en 184 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in
artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht,
voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G. Oldekamp, mr. S. Clement en mr. S.J. Riem, in tegenwoordigheid van N. Hannaart, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 augustus 2017.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest te ondertekenen.