ECLI:NL:GHAMS:2017:35
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Voorlopige hechtenis: niet-ontvankelijk wegens eerder hoger beroep tegen afwijzing opheffing voorlopige hechtenis
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de voorlopige hechtenis van de verdachte, geboren in 1951 en thans verblijvende in het huis van bewaring Zwaag. De verdachte had eerder, op 29 november 2016, een verzoek tot opheffing van zijn voorlopige hechtenis ingediend bij de rechtbank Amsterdam, welke was afgewezen. Hierop heeft de verdachte hoger beroep ingesteld. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en de akte van de griffier van de rechtbank, waarin het hoger beroep werd ingesteld. De verdachte heeft afstand gedaan van zijn recht om te worden gehoord, en zijn raadsman was niet aanwezig bij de behandeling in raadkamer.
Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat op grond van artikel 87, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), een verdachte slechts eenmaal in hoger beroep kan komen tegen een afwijzende beslissing op een verzoek tot schorsing of opheffing van de voorlopige hechtenis. Aangezien het hof eerder op 17 augustus 2016 al had beslist op een hoger beroep van de verdachte tegen een eerdere afwijzing door de rechtbank, is de verdachte nu niet-ontvankelijk in zijn beroep. Dit betekent dat het hof de zaak niet verder in behandeling kan nemen.
De beslissing van het hof is dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn hoger beroep. Deze beschikking is gegeven in raadkamer, en de advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht. De uitspraak benadrukt de strikte regels omtrent het indienen van hoger beroep in zaken van voorlopige hechtenis.