ECLI:NL:GHAMS:2017:3498

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 augustus 2017
Publicatiedatum
1 september 2017
Zaaknummer
23-001157-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1972, werd beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, gepleegd op 11 september 2016 te Uithoorn. De tenlastelegging omvatte het bedreigen van twee personen, waarbij de verdachte dreigende woorden heeft geuit en een baksteen heeft getoond. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de bedreigingen heeft geuit, wat wettig en overtuigend bewezen is verklaard. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd, omdat er slechts aantekening was gedaan volgens artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

De verdachte werd eerder niet veroordeeld en het hof heeft de ernst van de bedreigingen en de impact op de slachtoffers in overweging genomen. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van 250 euro, subsidiair vijf dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren. De advocaat-generaal heeft eenzelfde straf gevorderd. Het hof heeft de straf bevestigd, maar met de toevoeging dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001157-17
datum uitspraak: 28 augustus 2017
VERSTEK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 april 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-186650-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
14 augustus 2017.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks 11 september 2016 te Uithoorn, in elk geval in Nederland [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] tot op korte afstand benaderd en/of (daarbij) voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] een (bak)steen getoond en/of voorgehouden en/of (daarbij) dreigend de woorden toegevoegd :"ik maak je dood en/of ik steek je dood en/of ik ga je familie doodmaken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 september 2016 te Uithoorn, [benadeelde 1] en [benadeelde 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde 1] en [benadeelde 2] tot op korte afstand benaderd en daarbij voornoemde [benadeelde 1] een baksteen getoond en daarbij dreigend de woorden toegevoegd :"ik maak je dood en ik steek je dood” en daarbij voornoemde [benadeelde 2] dreigend de woorden toegevoegd: “ik ga je familie doodmaken".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep
in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van 250 euro, subsidiair vijf dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van 250 euro, met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van twee buurtbewoners. Door zijn buurtgenoten te bedreigen heeft de verdachte gevoelens van angst en onveiligheid bij de desbetreffende buren teweeggebracht. Een feit als het onderhavige versterkt bovendien de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid.
Blijkens het hem betreffende uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 2 augustus 2017 is
de verdachte niet eerder veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 11 september 2016 onder CJIB nummer 4132542002717284.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G. Oldekamp, mr. S. Clement en mr. S.J. Riem, in tegenwoordigheid van N. Hannaart, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 augustus 2017.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest te ondertekenen.