ECLI:NL:GHAMS:2017:3463

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 augustus 2017
Publicatiedatum
31 augustus 2017
Zaaknummer
13/728049-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schorsing van voorlopige hechtenis in zaak van georganiseerde internationale drugshandel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 augustus 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1979 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 8 augustus 2017, die zijn verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis had afgewezen. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft zowel de advocaat-generaal als de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. E.G.S. Roethof, gehoord.

Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, voor zover deze aan het oordeel van het hof was onderworpen. Het hof oordeelde dat er voldoende ernstige bezwaren waren tegen de verdachte met betrekking tot de feiten die in de vordering tot inbewaringstelling waren vermeld. De bevindingen met betrekking tot medeverdachten en het aantreffen van cocaïne in verborgen ruimten in voertuigen waren cruciaal voor dit oordeel. Het hof concludeerde dat het vluchtgevaar niet kon worden ingeperkt door het stellen van schorsingsvoorwaarden, en dat een borgsom onvoldoende garantie bood voor het nakomen van deze voorwaarden.

Daarom heeft het hof het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. De beschikking is gegeven in raadkamer, en de advocaat-generaal heeft deze beschikking ter kennis van de verdachte gebracht. De uitspraak benadrukt de ernst van de beschuldigingen en de risico's verbonden aan de georganiseerde internationale drugshandel.

Uitspraak

13/728049-17
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[appellant] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum] 1979,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in het huis van bewaring [detentieplaats] ,
tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 8 augustus 2017, voor zover houdende afwijzing van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 8 augustus 2017, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld van voormelde beslissing van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beslissing waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman, mr. E.G.S. Roethof.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beslissing waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en de gronden waarop deze berust.
Het hof acht voldoende ernstige bezwaren aanwezig voor alle op de vordering inbewaringstelling vermelde feiten. Het hof wijst daartoe op de bevindingen en observaties met betrekking tot de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 4 april 2017, het aantreffen van gelijksoortig verpakte blokken cocaïne in verborgen ruimten in de betrokken auto’s, terwijl één van de auto’s zich op het parkeerterrein behorend bij de woning [adres 3] bevond, de bij de doorzoeking in de [adres 3] aangetroffen goederen, waaronder verpakkingsmaterialen, een weegschaal en ook een bol cocaïne, de verklaring van de getuige [getuige] , de aanhouding van de verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte 1] in de woning [adres 2] , en op de onduidelijkheden over de datum en de wijze waarop de verdachte naar Nederland is teruggekeerd in april 2017.
Met betrekking tot het door de verdachte mondeling gedane verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis geldt dat dit verzoek moet worden afgewezen. Het hof overweegt dat het vluchtgevaar onvoldoende kan worden ingeperkt door het stellen van schorsingsvoorwaarden. Nu de verdenking betrekking heeft op georganiseerde internationale drugshandel biedt het opleggen van een borgsom in beginsel onvoldoende garantie voor het nakomen van schorsingsvoorwaarden. Het hof ziet daarom in deze zaak geen aanleiding op dat aanbod in te gaan. 13/728049-17

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beslissing, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 30 augustus 2017 in raadkamer van dit hof door
mr. M.J.G.B. Heutink, voorzitter,
mrs. J.L. Bruinsma en N.R.A. Meerbeek, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.A.M. Borg als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 30 augustus 2017,
de advocaat-generaal