In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 augustus 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de officier van justitie tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, die op 16 augustus 2017 de voorlopige hechtenis van de verdachte had geschorst. De verdachte, geboren in 1995, wordt beschuldigd van het retweeten van een bericht van ISIS, wat volgens het hof een ernstig feit is. Het hof heeft de akte van de griffier van de rechtbank en de stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis bestudeerd en heeft zowel de advocaat-generaal als de verdachte en diens raadslieden gehoord. De raadsvrouw van de verdachte betoogde dat de verdachte enkel aandacht heeft gevestigd op het mediakanaal van ISIS en niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de inhoud van de latere boodschap. Het hof volgt deze redenering echter niet, gezien de ernst van het feit en de actualiteit van de situatie. Het hof oordeelt dat er een groot maatschappelijk belang is bij het voortduren van de voorlopige hechtenis, vooral gezien het recidivegevaar. De verdachte is afkomstig uit een land waar ISIS actief is, wat zijn bekendheid met de organisatie en haar gedachtengoed versterkt. Het hof concludeert dat er onvoldoende informatie is over de persoonlijkheid van de verdachte om te kunnen inschatten of het recidivegevaar kan worden ingeperkt door het stellen van voorwaarden. Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd.