ECLI:NL:GHAMS:2017:33
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Voorlopige hechtenis en recidivegevaar in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 januari 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1984 en thans verblijvende in het huis van bewaring Zwaag, had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 5 december 2016, die een bevel tot zijn gevangenhouding inhield. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft zowel de advocaat-generaal als de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat er sprake is van een gerechtvaardigde vrees voor recidive. Dit oordeel is gebaseerd op de omstandigheden dat in de woning van de verdachte handelshoeveelheden verdovende middelen zijn aangetroffen, evenals een aanzienlijk bedrag aan contant geld. De verdachte heeft aangegeven financiële problemen te hebben, maar heeft tot nu toe weinig openheid van zaken gegeven over de aangetroffen middelen en het geld.
Gelet op deze omstandigheden heeft het hof onvoldoende gegevens om te bepalen of het recidivegevaar op een maatschappelijk aanvaardbare wijze kan worden ingeperkt door het stellen van voorwaarden voor schorsing van de voorlopige hechtenis. Het hof heeft daarom het beroep tegen de beschikking van de rechtbank afgewezen, evenals het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze beslissing is genomen in raadkamer, waarbij de voorzitter en twee raadsheren aanwezig waren, en is op 4 januari 2017 gepubliceerd.