ECLI:NL:GHAMS:2017:33

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 januari 2017
Publicatiedatum
10 januari 2017
Zaaknummer
13/703127-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige hechtenis en recidivegevaar in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 januari 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1984 en thans verblijvende in het huis van bewaring Zwaag, had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 5 december 2016, die een bevel tot zijn gevangenhouding inhield. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft zowel de advocaat-generaal als de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat er sprake is van een gerechtvaardigde vrees voor recidive. Dit oordeel is gebaseerd op de omstandigheden dat in de woning van de verdachte handelshoeveelheden verdovende middelen zijn aangetroffen, evenals een aanzienlijk bedrag aan contant geld. De verdachte heeft aangegeven financiële problemen te hebben, maar heeft tot nu toe weinig openheid van zaken gegeven over de aangetroffen middelen en het geld.

Gelet op deze omstandigheden heeft het hof onvoldoende gegevens om te bepalen of het recidivegevaar op een maatschappelijk aanvaardbare wijze kan worden ingeperkt door het stellen van voorwaarden voor schorsing van de voorlopige hechtenis. Het hof heeft daarom het beroep tegen de beschikking van de rechtbank afgewezen, evenals het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze beslissing is genomen in raadkamer, waarbij de voorzitter en twee raadsheren aanwezig waren, en is op 4 januari 2017 gepubliceerd.

Uitspraak

13/703127-16
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
wonende te [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring Zwaag te Zwaag,
tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 5 december 2016, voor zover houdende bevel tot zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 6 december 2016, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld van voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman mr. [naam].

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en de gronden waarop deze berust.
Anders dan de advocaat-generaal acht het hof ook ten aanzien van feit 2 sprake van een gerechtvaardigde vrees voor recidive in die zin dat vrees bestaat dat de verdachte zich schuldig zal maken aan een feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 6 jaar of meer is gesteld. In de woning van de verdachte zijn handelshoeveelheden verdovende middelen aangetroffen en een bedrag van ruim € 8.000,00 aan contant geld. Het is een feit van algemene bekendheid dat met de handel in verdovende middelen veel geld kan worden verdiend. De verdachte heeft volgens zijn eigen verklaring schulden. Ook bij de behandeling in raadkamer is gebleken dat hij niet onaanzienlijke financiële verplichtingen heeft. Ten slotte is onduidelijk of de verdachte bij vrijlating nog een baan heeft. In die omstandigheden is de vrees gerechtvaardigd dat de verdachte na vrijlating zich zich uit geldelijk gewin bezig zal gaan houden met de handel in verdovende middelen.
De verdachte heeft meegedeeld schorsing van de voorlopige hechtenis te vragen om financiële problemen op te lossen. Ten aanzien van de aangetroffen verdovende middelen en het geld heeft verdachte tot op heden weinig openheid van zaken gegeven. Gelet hierop
heeft het hof onvoldoende gegevens om te kunnen bepalen of het hiervoor genoemde recidivegevaar op maatschappelijk aanvaardbare wijze, door het stellen van voorwaarden in het kader van een schorsing, kan worden ingeperkt.

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
13/703127-16
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 4 januari 2017 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. M.F.J.M. de Werd en A.M. Ruige, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 4 januari 2017,
de advocaat-generaal