ECLI:NL:GHAMS:2017:3258

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2017
Publicatiedatum
15 augustus 2017
Zaaknummer
200.194.175/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris over wilsbekwaamheid bij testament

In deze zaak gaat het om een klacht van een appellant tegen een notaris, die betrokken was bij de totstandkoming van het testament van de stiefmoeder van de appellant. De klacht betreft de zorgvuldigheid van de notaris in het beoordelen van de wilsbekwaamheid van de stiefmoeder. De appellant stelt dat de notaris onzorgvuldig heeft gehandeld door niet te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van de stiefmoeder, die op het moment van het opstellen van het testament 83 jaar oud was en leed aan de ziekte van Alzheimer. De notaris heeft echter in zijn verdediging aangegeven dat hij en zijn medewerkers de stiefmoeder als wilsbekwaam hebben beoordeeld op basis van hun waarnemingen tijdens de gesprekken. Het hof heeft de eerdere beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer bevestigd, waarbij de klacht van de appellant ongegrond werd verklaard. Het hof oordeelt dat de notaris voldoende alert is geweest op de wilsbekwaamheid van de stiefmoeder en dat er geen aanleiding was voor nader onderzoek. De omstandigheden die de appellant aanvoert, zoals de leeftijd en de ziekte van de stiefmoeder, waren voor de notaris geen reden om aan haar wilsbekwaamheid te twijfelen. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 15 augustus 2017.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.194.175/01 NOT
nummer eerste aanleg : SHE/2015/84 (voorheen SHE/2015/27)
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 15 augustus 2017
inzake
[naam],
wonend te [plaats],
appellant,
tegen
mr. [naam],
notaris te [plaats],
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Bij tussenbeslissing van 3 januari 2017 (ECLI:NL:GHAMS:2017:8), waarnaar het hof verwijst voor het verloop van het geding tot die datum, heeft het hof de behandeling van de zaak aangehouden om de notaris in de gelegenheid te stellen het hof een gedetailleerde beschrijving te zenden van de wijze waarop het testament van 21 juni 2012 van de stiefmoeder tot stand is gekomen en hoe de notaris de wilsbekwaamheid van de stiefmoeder heeft beoordeeld.
1.2.
De notaris heeft bij brief met bijlagen, ingekomen op 7 februari 2017, beschreven op welke wijze het testament van 21 juni 2012 van de stiefmoeder tot stand is gekomen en hoe hij de wilsbekwaamheid van de stiefmoeder heeft beoordeeld. Klager heeft hierop bij brief met bijlagen van 15 februari 2017, ingekomen op 17 februari 2017, gereageerd.
1.3.
Op 9 juni 2017 zijn van klager aanvullende producties ontvangen.
1.4.
De voortgezette behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van het hof van 22 juni 2017. Klager, vergezeld van zijn partner [naam], en de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; [partner] en de notaris aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2.Tussenbeslissing en de feiten

Het hof blijft bij hetgeen het heeft vastgesteld, overwogen en beslist in de tussenbeslissing, met uitzondering van hetgeen is vermeld onder 4.1.9. van de tussenbeslissing; anders dan daar vermeld heeft de stiefmoeder in haar testament van 21 juni 2012 drie nichtjes en een neef als erfgenamen aangewezen, een bedrag van € 10.000,- gelegateerd aan een achternicht en haar buurman benoemd tot executeur.

3.Beoordeling

Proces-verbaal eerste aanleg
3.1.
Klager heeft bezwaar gemaakt tegen de inhoud van het door de kamer opgestelde en afgegeven proces-verbaal van de behandeling in eerste aanleg. Volgens klager is dat proces-verbaal op een aantal punten onjuist dan wel onvolledig.
3.2.
Dit bezwaar van klager behoeft geen nadere bespreking. Het hof kent aan de door klager bestreden onderdelen van het proces-verbaal in casu geen beslissende bewijskracht toe, zodat de juistheid van het proces-verbaal in het midden kan blijven.
Ontvankelijkheid/belang
3.3.
In de tussenbeslissing heeft het hof geoordeeld dat klager belang heeft bij zijn klacht over het handelen van de notaris. De notaris kan zich daarin niet vinden en verzoekt het hof een nadere beslissing te geven over de (niet-)ontvankelijkheid van klager.
3.4.
Het hof ziet geen aanleiding terug te komen op zijn eerdere beslissing ten aanzien van de ontvankelijkheid van klager in zijn klacht. Niet gesteld of gebleken is dat de tussenbeslissing berust op een juridische of feitelijke misslag dan wel dat er nieuwe feiten zijn die kunnen rechtvaardigen dat op de tussenbeslissing wordt teruggekomen. Het hof passeert dan ook het verzoek van de notaris.
Klacht
3.5.
In de kern komt de klacht van klager erop neer dat de notaris onzorgvuldig heeft gehandeld bij de totstandkoming van het testament van 21 juni 2012 van de stiefmoeder door niet te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van de stiefmoeder en daarnaar geen nader onderzoek te doen aan de hand van het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening van de KNB (verder: het Stappenplan).
3.6.
Klager heeft daartoe aangevoerd dat de stiefmoeder medio 2012 reeds 83 jaar oud was, niet meer in staat was voor zichzelf te zorgen, leed aan de ziekte van Alzheimer, tranquillizers en een morfinepreparaat gebruikte en hulpbehoevend was. Begin 2013 is haar rijbewijs ingevorderd en eind 2014 zijn een bewind en mentorschap ingesteld. De buurman, die financieel adviseur van de stiefmoeder was en een bekende van de notaris, heeft de stiefmoeder beïnvloed en de inhoud van het laatste testament van de stiefmoeder bedacht. Hij was bovendien, zo heeft hij zelf aan klager medegedeeld, aanwezig bij het passeren van het testament op 21 juni 2012. De buurman had belang bij het testament, aangezien hij een ruime vergoeding kreeg voor zijn werkzaamheden als executeur.
3.7.
De notaris heeft in zijn reactie naar aanleiding van de tussenbeslissing van het hof het volgende naar voren gebracht.
3.8.
De behandeling van het dossier van de stiefmoeder is zorgvuldig en – in het kader van arbeidsverdeling – in teamverband geschied. Een kandidaat-notaris, werkzaam op het kantoor van de notaris, heeft op 23 mei 2012 (om 15:00 uur) de eerste bespreking met de stiefmoeder gevoerd. Deze bespreking duurde ongeveer een uur. Op 12 juni 2012 is een ontwerp van het testament aan de stiefmoeder toegezonden. Het testament is op 21 juni 2012 (om 13:00 uur) ten overstaan van de notaris verleden. Tijdens deze sessie, die ongeveer anderhalf uur duurde, is met de stiefmoeder gesproken over alle familieverbanden, de ontbonden gemeenschap van goederen, de breukdelen, de stamboom en actuele adressen. De notaris heeft hiervan een gespreksnotitie gemaakt. De stiefmoeder zag er tijdens de twee afspraken keurig en goed verzorgd uit. Zij was helder van geest en duidelijk in haar wensen (ook na controlevragen). Zij had van te voren zelfs een instructie gemaakt voor haar nieuwe testament. Zij gaf geen blijk van enige twijfel. Van een ziekte (of verschijnselen daarvan) was de notaris (en de kandidaat-notaris) niets bekend. Daarvan is hem destijds ook niets gebleken. De notaris heeft de inhoud van het nieuwe testament nog gecontroleerd en bevonden dat het testament van 2012 in logische lijn was met het voorgaande testament. Van beïnvloeding door de buurman, die overigens geen bekende is van de notaris, was geen sprake. De notaris concludeert dat er voor hem (en zijn medewerkers) geen reden was om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van de stiefmoeder. Het Stappenplan behoefde derhalve niet te worden toegepast, aldus de notaris.
3.9.
Het hof stelt in dit verband het volgende voorop. Als uitgangspunt geldt dat iedereen aan wie op grond van de wet de bekwaamheid daartoe niet is ontzegd, bij testament uiterste wilsbeschikkingen kan maken. Een notaris dient daaraan in beginsel zijn ministerie te verlenen en moet op verlangen van een testateur doen wat is vereist om diens uiterste wilsbeschikkingen in een testament vast te leggen. Zoals bij elke akte moet de notaris de wilsbekwaamheid van de betrokkene beoordelen. Het komt daarbij in eerste instantie aan op de eigen waarneming van de notaris, die daarvoor een redelijke beoordelingsvrijheid toekomt. Bij gerede twijfel aan de wilsbekwaamheid is in het algemeen verder onderzoek aangewezen. Het Stappenplan biedt hiervoor een handreiking.
3.10.
Het hof is van oordeel dat de notaris genoegzaam aannemelijk heeft gemaakt dat hij in het voortraject en ten tijde van het passeren van het testament van de stiefmoeder voldoende alert is geweest op de wilsbekwaamheid van de stiefmoeder en dat hij geen aanleiding had om aan deze wilsbekwaamheid te twijfelen. Dat de stiefmoeder ten tijde van het opstellen en passeren van het testament 83 jaar oud was, behoefde in het onderhavige geval voor de notaris geen reden te zijn om nader onderzoek naar de wil van de stiefmoeder te doen. Ook voor het overige is niets aangevoerd dat reden voor nader onderzoek had moeten zijn. Weliswaar is door klager naar voren gebracht dat de stiefmoeder leed aan Alzheimer en fysiek niet gezond was, maar die omstandigheden (voor zover al juist) brengen niet met zich dat de stiefmoeder haar wil niet (meer) kon bepalen en dat de notaris daarvan ten tijde van het passeren van het testament ‘signalen’ had kunnen en moeten opvangen. De invordering van het rijbewijs en het bewind/mentorschap dateren van ruim na het passeren van het testament van de stiefmoeder, zodat die omstandigheden reeds daarom geen reden voor de notaris voor nader onderzoek hadden kunnen zijn. Dat de buurman bij de wijziging van het testament van de stiefmoeder een curieuze rol heeft gespeeld, althans de stiefmoeder heeft beïnvloed, is een vermoeden van klager, maar de juistheid daarvan is niet aannemelijk geworden. Het voorgaande betekent dat de klacht van klager ongegrond is.
3.11.
Ter zitting is aan de notaris gevraagd wie de eerste afspraak bij de notaris heeft gemaakt met betrekking tot het nieuwe testament van de stiefmoeder en wie er aanwezig waren bij de gesprekken over dit testament. De notaris heeft verklaard deze vragen in verband met zijn geheimhoudingsplicht niet te mogen beantwoorden. Het hof merkt op dat de notaris deze vragen had kunnen en mogen beantwoorden. Uitlatingen hierover vallen in beginsel niet onder de geheimhoudingsplicht van de notaris.
3.12.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
3.13.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

4.Beslissing

Het hof bevestigt de bestreden beslissing onder verbetering van gronden.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.H. Lieber, A.D.R.M. Boumans en B.J.M. Gehlen en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2017 door de rolraadsheer.