3.4.Op grond van artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, van de Verordening Zuiveringsheffing Amstel, Gooi en Vecht (de Verordening zuiveringsheffing), voor zover van belang, wordt ter zake van het afvoeren vanuit een woonruimte aan de heffing onderworpen degene die het gebruik heeft van die woonruimte. Op grond van artikel 2, aanhef en onder e, van de Verordening Zuiveringsheffing wordt onder afvoeren verstaan het brengen van stoffen op een riolering of op een zuiveringtechnisch werk in beheer bij het waterschap.
4. Uit de onder 3.1 en 3.2 genoemde artikelen in de Waterschapswet en de Verordening watersysteemheffing volgt dat degene die aan het begin van het kalenderjaar is ingeschreven in de basisregistratie personen van een gemeente in het gebied van het waterschap en die gebruik maakt van woonruimte, een watersysteemheffing verschuldigd is. Niet in geschil is dat eiser is ingeschreven in de basisregistratie personen van de gemeente [woonplaats] en dat hij gebruik maakt van woonruimte in [woonplaats] op het adres [adres] . Op grond hiervan is hij dus een watersysteemheffing verschuldigd. Indien eiser meent dat hij ten onrechte is ingeschreven in de basisregistratie personen van de gemeente [woonplaats] , dient hij zich op basis van de Wet basisregistratie personen tot het college van burgemeester en wethouders te wenden om die inschrijving ongedaan te maken. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat hij niet kan treden in de vraag of eiser terecht is ingeschreven in de basisregistratie personen van de gemeente [woonplaats] . Die inschrijving is voor verweerder een gegeven. Gelet hierop is de aanslag watersysteemheffing terecht aan eiser opgelegd.
5. Uit 3.3 en 3.4 volgt dat degene die het gebruik heeft van woonruimte in het gebied van het waterschap een zuiveringsheffing verschuldigd is, indien vanuit de woning wordt afgevoerd. Aangezien niet in geschil is dat eiser het gebruik heeft van woonruimte in [woonplaats] en dat vanuit de woning wordt afgevoerd, is hij een zuiveringsheffing verschuldigd. Ingezetenschap en inschrijving in de basisregistratie personen zijn geen voorwaarden voor het opleggen en het verschuldigd zijn van een zuiveringsheffing. De aanslag zuiveringsheffing is dan ook terecht aan eiser opgelegd.
6. De beroepsgrond van eiser dat niet hij, maar de Staat der Nederlanden de aanslag waterschapsbelasting dient te betalen, slaagt niet. In deze beroepsprocedure is uitsluitend de heffing en niet de invordering van de aanslag aan de orde, zodat de rechtbank over de invordering geen oordeel kan geven. Het behoort niet tot de bevoegdheid van de bestuursrechter om te oordelen over de invordering van – rechtsgeldig opgelegde – aanslagen. Eiser dient zich hiervoor tot de burgerlijke rechter te wenden.
7. Eiser heeft tijdens deze beroepsprocedure een dwangbevel van 11 november 2015 overgelegd met betrekking tot de waterschapsbelasting over het kalenderjaar 2015. Bij brief van 28 december 2015 heeft eiser meegedeeld in verzet te komen tegen dit dwangbevel. Ter zitting heeft eiser de rechtbank verzocht om ook op dit verzet te beslissen. De rechtbank kan en zal niet aan dit verzoek voldoen, omdat de bestuursrechter niet bevoegd is om te oordelen over de rechtmatigheid van (de tenuitvoerlegging van) een dwangbevel. Een dwangbevel is geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waartegen beroep openstaat. Het dwangbevel kan dan ook niet op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb in deze beroepsprocedure worden meegenomen. Eiser kan op grond van artikel 17, eerste en tweede lid, van de Invorderingswet 1990 tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel met een dagvaarding in verzet komen bij de burgerlijke rechter.
8. Op grond van het voorgaande is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.”