ECLI:NL:GHAMS:2017:3104

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2017
Publicatiedatum
1 augustus 2017
Zaaknummer
R000712-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vermindering betalingsverplichting in het kader van profijtontneming

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep met betrekking tot een verzoek tot vermindering van een betalingsverplichting die was opgelegd aan de verzoeker in het kader van profijtontneming. De verzoeker, die gedetineerd is, had eerder de verplichting gekregen om een bedrag van € 261.763,13 aan de Staat te betalen, ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit bedrag was later door de Hoge Raad verlaagd naar € 256.763,13. De verzoeker heeft op 8 mei 2017 een verzoekschrift ingediend om dit bedrag kwijt te schelden of te matigen, waarbij hij stelde dat bepaalde verbeurdverklaarde bedragen in andere strafzaken aan hem toebehoorden.

Tijdens de behandeling van het verzoekschrift op 18 juli 2017 in raadkamer, heeft de raadsman van de verzoeker betoogd dat de verbeurdverklaarde bedragen van zijn familieleden in mindering moeten worden gebracht op de betalingsverplichting. De advocaat-generaal heeft echter geconcludeerd tot een gedeeltelijke toewijzing van het verzoek, maar het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat de verzoeker onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de genoemde bedragen aan hem toebehoren. Het hof heeft vastgesteld dat in eerdere arresten is geconcludeerd dat de bedragen aan andere personen toebehoren en dat het niet mogelijk is om de herkomst van de bedragen aan de verzoeker te koppelen.

Uiteindelijk heeft het hof het verzoek van de verzoeker tot vermindering of kwijtschelding van de betalingsverplichting afgewezen. De beslissing is genomen door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters in tegenwoordigheid van de griffier de uitspraak hebben gedaan.

Uitspraak

beschikking

GERECHTSHOF AMSTERDAM

rekestnummer: 000712-17
parketnummer: 23-002064-12
Beschikking gegeven op het verzoekschrift van 8 mei 2017, op grond van artikel 577b, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering:

[Verzoeker] ,

geboren te [geboorteplaats] [geboortedatum] ,
thans gedetineerd te P.I. Midden-Holland, Huis van Bewaring De Geniepoort te Alphen aan den Rijn,
domicilie kiezende ten kantore van zijn raadsman, [raadsman] : [adres 1] .
Procesgang
Aan de verzoeker is bij arrest van dit hof van 4 november 2014 de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 261.763,13 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De Hoge Raad heeft dit bedrag bij arrest van 5 april 2016 verlaagd naar een bedrag van € 256.763,13.
Namens verzoeker is bij een op 8 mei 2017 ter griffie van dit gerechtshof ingekomen verzoekschrift op grond van artikel 577b, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering verzocht dit bedrag van € 256.763,13 kwijt te schelden dan wel te matigen.
Het verzoekschrift is door het hof in raadkamer op 18 juli 2017 in het openbaar behandeld. Daarbij zijn gehoord de verzoeker, zijn raadsman, [raadsman] , advocaat te Amsterdam, en de advocaat-generaal.
Beoordeling van het verzoekschrift
De raadsman heeft in zijn verzoekschrift verzocht de opgelegde betalingsverplichting te verminderen met een bedrag van € 135.200,00. Hij heeft daartoe aangevoerd dat in de zaak Megaliet onder andere in de woning aan de [adres 2] de moeder van de verzoeker ( [naam 1] ) en zijn zussen ( [naam 2] en [naam 3] ) zijn aangehouden. Bij [naam 1] is een bedrag van € 51.050,00 in beslag genomen, bij [naam 2] een bedrag van € 29.450,00 en bij [naam 3] een bedrag van € 21.000,00. Daarnaast is in een woning in de slaapkamer van de zussen een bedrag van € 30.100,00 aangetroffen en € 3.600,00 in de slaapkamer van de broer van de verzoeker. Inmiddels zijn de arresten tegen de familieleden van de verzoeker, waarin deze geldbedragen verbeurd zijn verklaard, onherroepelijk. De betreffende geldbedragen zijn afkomstig van de door de verzoeker gepleegde misdrijven in de zaak Megaliet en dienen in mindering te worden gebracht van de betalingsverplichting, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 9 december 2009, aldus de raadsman.
De advocaat-generaal heeft in raadkamer geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van het verzoek, te weten een mindering op de betalingsverplichting van een bedrag van € 80.500,00. Hij heeft daartoe aangevoerd dat sprake is van twee verbeurdverklaringen: in de strafzaak van [naam 1] (23-000035-12) een bedrag van € 51.050,00 en in de strafzaak van [naam 2] (23-005327-11) een bedrag van € 29.450,00. De advocaat-generaal heeft desgevraagd aangegeven dat hij ervan uit gaat dat deze bedragen toebehoren aan de verzoeker. Daarnaast heeft hij met betrekking tot de strafzaak van [naam 3] aangegeven dat hij geen verbeurdverklaring is tegengekomen.
De raadsman heeft vervolgens in raadkamer zijn verzoek teruggebracht tot het verminderen van de opgelegde betalingsverplichting met een bedrag van in totaal € 80.500,00, zijnde de verbeurdverklaarde bedragen in respectievelijk de strafzaak tegen [naam 1] (€ 51.050,00) en [naam 3] (€ 29.450,00). Met betrekking tot het verbeurdverklaarde bedrag van € 21.000,00 in de strafzaak tegen [naam 3] heeft de raadsman naar voren gebracht dat hij een nieuw verzoekschrift zal indienen.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het arrest van 27 mei 2013 (23-000035-12) blijkt dat het hof heeft overwogen dat met betrekking tot het onder [naam 1] in beslag genomen bedrag van € 51.050,00 op grond van de verklaringen in het dossier niet kan worden vastgesteld aan wie dit bedrag toebehoort. Omdat de raadsman thans onvoldoende concrete aanknopingspunten naar voren heeft gebracht om vast te kunnen stellen dat dit bedrag daadwerkelijk aan de verzoeker toebehoort, zal het hof dit bedrag niet in mindering brengen op de betalingsverplichting.
Daarnaast is uit het arrest van 27 mei 2013 (23-005327-11) gebleken dat het hof heeft overwogen dat het onder [naam 3] in beslag genomen bedrag van € 29.450,00 aan [naam 3] toebehoort. Om die reden zal het hof dit bedrag eveneens niet in mindering brengen op de betalingsverplichting. Bovendien zou het in mindering brengen van het in de strafzaak tegen [naam 3] verbeurdverklaarde bedrag op de betalingsverplichting van veroordeelde tot het ongewenste gevolg hebben dat daardoor de in de strafzaak tegen [naam 3] opgelegde straf wordt gewijzigd.

Beslissing

Het hof:
Wijst het verzoek van de veroordeelde tot vermindering dan wel kwijtschelding van de aan hem opgelegde betalingsverplichting af.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. J.D.L. Nuis en mr. R.D. van Heffen, in tegenwoordigheid van mr. G.G. Gielen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 augustus 2017.