ECLI:NL:GHAMS:2017:3104
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot vermindering betalingsverplichting in het kader van profijtontneming
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep met betrekking tot een verzoek tot vermindering van een betalingsverplichting die was opgelegd aan de verzoeker in het kader van profijtontneming. De verzoeker, die gedetineerd is, had eerder de verplichting gekregen om een bedrag van € 261.763,13 aan de Staat te betalen, ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit bedrag was later door de Hoge Raad verlaagd naar € 256.763,13. De verzoeker heeft op 8 mei 2017 een verzoekschrift ingediend om dit bedrag kwijt te schelden of te matigen, waarbij hij stelde dat bepaalde verbeurdverklaarde bedragen in andere strafzaken aan hem toebehoorden.
Tijdens de behandeling van het verzoekschrift op 18 juli 2017 in raadkamer, heeft de raadsman van de verzoeker betoogd dat de verbeurdverklaarde bedragen van zijn familieleden in mindering moeten worden gebracht op de betalingsverplichting. De advocaat-generaal heeft echter geconcludeerd tot een gedeeltelijke toewijzing van het verzoek, maar het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat de verzoeker onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de genoemde bedragen aan hem toebehoren. Het hof heeft vastgesteld dat in eerdere arresten is geconcludeerd dat de bedragen aan andere personen toebehoren en dat het niet mogelijk is om de herkomst van de bedragen aan de verzoeker te koppelen.
Uiteindelijk heeft het hof het verzoek van de verzoeker tot vermindering of kwijtschelding van de betalingsverplichting afgewezen. De beslissing is genomen door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters in tegenwoordigheid van de griffier de uitspraak hebben gedaan.