Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een klacht tegen een toegevoegd gerechtsdeurwaarder die het privéadres van de klager heeft vermeld in een exploot. De klager, die als bewindvoerder optreedt, heeft de gerechtsdeurwaarder aangeklaagd omdat dit adres volgens de Basisregistratie Personen (BRP) en het Handelsregister afgeschermd is. De kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam heeft de klacht in eerste instantie gegrond verklaard en de gerechtsdeurwaarder berispt. De gerechtsdeurwaarder heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
Tijdens de behandeling van de zaak op 8 juni 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat hij de BRP-gegevens van de klager enkel had gebruikt voor de betekening van het vonnis. Hij betoogde dat de vermelding van het privéadres niet tuchtrechtelijk laakbaar was, omdat het exploot gericht was aan de klager zelf en zijn privacy voldoende gewaarborgd was. De klager was niet verschenen op de zitting.
Het hof heeft de klacht ongegrond verklaard en de beslissing van de kamer vernietigd. Het hof oordeelde dat de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk laakbaar had gehandeld door het geheime adres op het exploot te vermelden, gezien de omstandigheden van de zaak. Het hof benadrukte dat het aan de burgerlijke rechter is om te oordelen over de vraag of de vermelding van een geheim adres in een exploot voldoet aan de wettelijke eisen. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 1 augustus 2017.