ECLI:NL:RBARN:2010:BO6162

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
24 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
203387
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot herstel van dagvaarding wegens ontbreken woonplaats eisers

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Arnhem op 24 november 2010 uitspraak gedaan in de zaak tussen eisers, die op een geheim buitenlands adres wonen, en gedaagde, die zich beroept op de nietigheid van de dagvaarding. Gedaagde stelt dat de dagvaarding nietig is omdat de woonplaats van eisers niet is vermeld, wat hem zou benadelen in het voeren van verweer en het verhalen van proceskosten. De rechtbank overweegt dat gedaagde door de inhoud van de dagvaarding weet wie eisers zijn, en dat het ontbreken van hun woonplaats hem niet onredelijk in zijn belangen schaadt. Het beroep op nietigheid wordt daarom verworpen.

Desondanks beveelt de rechtbank eisers om binnen veertien dagen een herstelexploot uit te brengen waarin zij hun woonplaats bekendmaken. Dit is noodzakelijk zodat gedaagde hen kan vinden voor het verhalen van proceskosten. De rechtbank benadrukt dat de identificatieplicht van eisers ook inhoudt dat zij hun woonplaats moeten bekendmaken, zodat gedaagde niet alleen weet wie de eisende partij is, maar deze ook kan vinden. De zaak wordt verwezen naar de rolzitting voor overlegging van het herstelexploot, waarna de rechtbank zal beslissen of een comparitie zal worden gelast.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 203387 / HA ZA 10-1454
Vonnis van 24 november 2010
in de zaak van
1. [eis.1],
2. [eis.2],
beiden wonende op een geheim buitenlands adres,
eisers,
advocaat mr. I.P.C. Sindram te Malden, gemeente Heumen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. B.A. Elings te Tiel.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord.
1.2. Vervolgens heeft de rolrechter de zaak aangehouden om te beslissen of een comparitie zal worden gelast.
2. De overwegingen
2.1. [gedaagde] heeft zich er allereerst op beroepen dat de dagvaarding nietig is, aangezien daarin in strijd met het bepaalde in art. 45 lid 3 onder b Rv niet de woonplaats van eisers is vermeld. Eisers hebben daarin slechts vermeld dat zij ‘op een geheim adres in het buitenland wonen’. Naar zijn mening wordt hij hierdoor benadeeld, doordat het hem op deze wijze nagenoeg onmogelijk wordt gemaakt een eventuele veroordeling van eisers in de door hem gemaakte proceskosten op hen te verhalen.
2.2. Op grond van het bepaalde in art. 45 lid 3 onder b Rv, gelezen in samenhang met het bepaalde in art. 111 lid 2 en art. 120 lid 1 Rv, moet een exploot van dagvaarding op straffe van nietigheid naast de naam ook de woonplaats vermelden van degene op wiens verzoek het exploot is uitgebracht. Art. 122 lid 1 Rv bepaalt vervolgens dat bij verschijning van gedaagde in het geding en een beroep van gedaagde op de nietigheid van het dagvaardingsexploot, de rechter dit beroep verwerpt indien naar zijn oordeel het gebrek de gedaagde niet onredelijk in zijn belangen heeft geschaad. Volgens vaste jurisprudentie gaat het er daarbij om dat de belangen van de gedaagde onredelijk zijn geschaad indien het gebrek van dien aard is dat hij daardoor wordt bemoeilijkt in het verweer dat hij in het geding wil voeren. In zijn arrest van 16 februari 2007 (NJ 2007, 118) heeft de Hoge Raad overwogen dat aan het oude art. 94 Rv (thans art. 122 Rv) (en het huidige art. 66 lid 1 Rv) ten grondslag ligt het beginsel dat indien een exploot lijdt aan een gebrek dat tot nietigheid daarvan leidt, dit rechtsgevolg slechts op zijn plaats is indien en voor zover dat gewenst is in verband met de bescherming van de belangen waarop de geschonden norm betrekking heeft (Memorie van Toelichting op art. 66 (1.6.20) Rv., Kamerstukken II 1999/2000, 26 855, nr. 3, p. 76). Daarvan is sprake ingeval degene voor wie het exploot is bestemd, door het gebrek onredelijk is benadeeld in een belang dat door de geschonden norm wordt beschermd.
2.3. Tot het door art. 45 lid 3 onder b jo. art. 111 lid 2 Rv beschermde belang behoort het belang dat de gedaagde de eisende partij kan identificeren. In de onderhavige zaak staat vast dat [gedaagde] door de inhoud van de dagvaarding weet wie eisers zijn (en wat de gronden van hun vorderingen zijn). Bij deze stand van zaken kan niet worden gezegd dat [gedaagde] door het ontbreken van de woonplaats van [eisers] in de dagvaarding bemoeilijkt wordt in het voeren van verweer tegen de vorderingen. In zoverre komt de inhoud van de dagvaarding aan het dienen van genoemd belang tegemoet. Het beroep van [gedaagde] op de nietigheid van de dagvaarding wordt daarom verworpen.
2.4. Het voorgaande neemt niet weg dat in de onderhavige context - waarin de ene partij de andere heeft gedagvaard en de gedaagde partij aldus wordt gedwongen proceskosten te maken die mogelijk door de dagvaardende partij aan hem zullen moeten worden vergoed - de gedaagde partij er ook belang bij heeft dat de eisende partij conform genoemde wettelijke voorschriften haar woonplaats bekend maakt. Anders gezegd: de gedaagde partij moet niet alleen weten wie de eisende partij is, maar haar ten behoeve van het verhaal van op haar vallende proceskosten in beginsel ook kunnen vinden. In zoverre gaat het hier om een onderdeel van de identificatieplicht van eiser, dat eveneens behoort tot het belang dat de artikelen 45 lid 3 onder b jo. 111 lid 2 Rv beogen te beschermen. Op de grond dat bij de huidige stand van zaken [gedaagde] in dit belang wordt geschaad, zal de rechtbank op de voet van art. 122 lid 2 Rv bevelen dat [eisers] dit gebrek herstelt door binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis een herstelexploot te doen uitbrengen waarbij [eisers] zijn woonplaats bekend maakt.
2.5. De zaak zal naar de rol worden verwezen voor overlegging bij akte van dit herstelexploot, waarna de zaak opnieuw zal worden aangehouden voor de beslissing of een comparitie zal worden gelast.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. beveelt dat [eisers] binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis bij deurwaardersexploot het aan de dagvaarding klevende gebrek dient te herstellen,
3.2. verwijst de zaak naar de rolzitting van 22 december 2010 voor het overleggen bij akte van het onder 3.1. genoemde exploot door [eisers]
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. Lagarde en in het openbaar uitgesproken op
24 november 2010.