ECLI:NL:GHAMS:2017:3020

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2017
Publicatiedatum
26 juli 2017
Zaaknummer
23-004545-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzettelijk telen en aanwezig hebben van hennepplanten met vrijspraak voor diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1967, was aangeklaagd voor het opzettelijk telen en aanwezig hebben van hennepplanten en voor diefstal van elektriciteit. De tenlastelegging omvatte het telen van ongeveer 604 hennepplanten in een pand in Amsterdam en het wegnemen van elektriciteit van een bedrijf. Tijdens de zitting op 11 juli 2017 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal van elektriciteit, waardoor de verdachte hiervan werd vrijgesproken. Echter, het hof achtte het wel bewezen dat de verdachte op 27 november 2015 opzettelijk 604 hennepplanten had geteeld en aanwezig had gehad. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en een gevangenisstraf van twee maanden opgelegd, die voorwaardelijk werd verklaard, samen met een taakstraf van 120 uren. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004545-16
datum uitspraak: 25 juli 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 december 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-114584-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 juli 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 27 november 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 604 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2: primair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2014 tot en met 27 november 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen ongeveer 102.625 kWh elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2014 tot en met 27 november 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 1] heeft bewogen tot afgifte van een hoeveelheid elektriciteit, in elke geval en enig goed en/of tot het teniet doen van een inschuld, heeft hij, verdachte, met voren omschreven oogmerk in het pand aan de [adres 2] te Amsterdam, valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijke een zegel (s) van de elektrische installatie verwijderd en/of verbroken en/of het telwerk aan de elektrische installatie verbroken en/of het telwerk van de elektrische installatie teruggedraaid, waardoor [bedrijf 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte, dan wel tot het teniet doen van een inschuld aan [bedrijf 1].
meer subsidiair:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2014 tot en met 27 november 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (telkens) met het oogmerk om zich en/of een anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 1] heeft bewogen tot afgifte van een hoeveelheid elektriciteit, in elke geval en enig goed en/of tot het teniet doen van een inschuld, heeft hij verdachte met voren omschreven oogmerk in het pand aan de [adres 2], valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijke een zegel (s) van de elektrische installatie verwijderd en/of verbroken en/of het telwerk aan de elektrische installatie verbroken en/of het telwerk van de elektrische installatie teruggedraaid, waardoor [bedrijf 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte, dan wel tot het teniet doen van een inschuld aan [bedrijf 1], terwijl de uitvoering van dit misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en een andere straf komt dan de politierechter.

Vrijspraak

Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat uit het procesdossier en hetgeen ter terechtzitting is behandeld onvoldoende aanknopingspunten naar voren zijn gekomen om te concluderen dat hetgeen de verdachte onder 2 primair en subsidiair ten laste is gelegd, wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Voor wat betreft de als feit 2 meer subsidiair ten laste gelegde poging tot oplichting overweegt het hof als volgt. Uit onderzoek door een fraudespecialist van [bedrijf 1] is naar voren gekomen dat in de kelder van het door de verdachte als bakkerij gebruikte perceel aan de [adres 3] te Amsterdam in ieder geval in de periode van oktober 2014 tot 27 november 2015 een hennepplantage was ingericht. Ook constateerde de fraudespecialist dat in bedoeld perceel de ijkschroefgleuven in de elektrische installatie waren beschadigd en de op de elektriciteitsmeter aangetroffen ijkzegels niet de originele door de fabriek aangebrachte ijkzegels waren, evenmin waren deze ijkzegels door [bedrijf 1] aangebracht. Tot slot constateerde de fraudespecialist dat de hoofdbeveiliging ten behoeve van de elektrische installatie verzwaard was; contractueel behoren er hoofdzekeringen met een waarde van 3 keer 35 A geplaatst te zijn, er waren echter hoofdzekeringen met een waarde van 3 keer 50A geplaatst. De verdachte wordt voor dit alles door het hof verantwoordelijk gehouden. Daarmee acht het hof echter nog niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging [bedrijf 1] te bewegen tot het teniet doen van een inschuld terzake van geleverde elektriciteit, nu het dossier onvoldoende informatie bevat over de opzet van de verdachte op deze poging tot oplichting en bovendien uit het dossier niet blijkt waardoor [bedrijf 1] dan zou zijn bewogen. In dit verband merkt het hof op dat het verbruik van de elektriciteit in het jaar 2015 blijkens de registraties juist enorm is toegenomen ten opzichte van voorgaande jaren. De verdachte zal ook van het feit 2 meer subsidiair tenlaste gelegde worden vrijgesproken.

Feit 1:

In hoger beroep gevoerd verweer

In hoger beroep heeft de raadsman het hof verzocht bij gebrek aan overtuiging de verdachte partieel vrij te spreken van hetgeen aan hem onder 1 ten laste is gelegd. Volgens de raadsman kan niet bewezen worden dat de verdachte 604 hennepplanten heeft geteeld/aanwezig gehad. De verdachte heeft zelf verklaard dat er slechts 400 hennepplanten in zijn kelder aanwezig waren. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft de raadsman ter terechtzitting verschillende door [bedrijf 1] gemaakte foto’s van de aangetroffen planten overgelegd. Uit de overgelegde foto’s blijkt volgens de raadsman dat in de gefotografeerde ruimte A niet 84 planten kunnen zijn aangetroffen, terwijl dat op de ruimlijst wel staat vermeld, hetgeen een sterke aanwijzing is dat de ruimlijst, waarop een totaal aantal van 604 hennepplanten staat vermeld, niet correct is ingevuld.
Indien het hof tot een bewezenverklaring van feit 1 komt, heeft de raadsman verzocht de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en de twee onbekend gebleven medewerkers van [bedrijf 2] als getuige te doen horen en hen vragen te stellen om de betrouwbaarheid van hun verklaring en het aantal door hen op de ruimlijst aangegeven planten te toetsen.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt als volgt.
Het hof stelt vast dat het geschil zich toespitst op het aantal aangetroffen hennepplanten in de kelder van het door de verdachte als bakkerij gehuurde perceel aan de [adres 3]. Het hof begrijpt dat de raadsman zich op het standpunt stelt dat op de door hem overgelegde foto’s ruimte A te zien is. Het hof deelt niet het standpunt van de raadsman dat op basis van deze foto’s moet worden geconcludeerd dat het aantal aangetroffen hennepplanten in ruimte A minder dan 84 is en dat de ruimlijst dus niet correct is ingevuld. De overgelegde foto’s nopen niet tot een ander oordeel. Het hof ziet derhalve geen reden te twijfelen aan het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 27 november 2015 waarin door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] is gerelateerd dat in een tweetal ruimtes in een kelder onder het pand Jan Pieter Heijestraat hennepplanten zijn aangetroffen, waarna deze verbalisanten samen met twee medewerkers van het bedrijf [bedrijf 2] in beide ruimtes totaal 604 hennepplanten hebben geteld. Van de hierop volgende ontmanteling is een ruimlijst opgesteld, waarop staat vermeld dat in ruimte A 84 planten zijn aangetroffen en in ruimte B 520 planten, in totaal 604 planten.
Voorwaardelijk verzoek:
Hoewel de voorwaarde voor het voorwaardelijk verzoek is ingetreden, wijst het hof het voorwaardelijk verzoek van de raadsman tot het horen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en de twee onbekend gebleven medewerkers van [bedrijf 2] af nu de noodzaak daartoe niet is gebleken, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en gegeven de onderbouwing van de raadsman.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 27 november 2015 te Amsterdam, opzettelijk heeft geteeld en opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2]) een hoeveelheid van in totaal ongeveer 604 hennepplanten.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 meer subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 120 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen hechtenis
De raadsman heeft het hof verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte alsmede de media-aandacht ten gevolge van het aantreffen van de hennepkwekerij in de kelder van zijn bakkerij en daarom af te zien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk telen en aanwezig hebben van ruim 600 hennepplanten. Hennepteelt levert een softdrug op die bij langdurig gebruik kan leiden tot schade voor de gezondheid. De hennepteelt is echter niet alleen uit het oogpunt van de volksgezondheid maatschappelijk onaanvaardbaar, maar ook omdat de handel in hennep, vanwege de grote winsten die daarmee worden gemaakt, allerlei andere vormen van criminaliteit in de hand werkt. Daarbij komt dat de hennepteelt overlast, verloedering en (brand)gevaarlijke situaties veroorzaakt. Gelet op het aantal planten acht het hof aannemelijk dat de planten voor de handel bestemd waren. De verdachte heeft daaraan bijgedragen en heeft zich daarbij louter, naar mag worden aangenomen, laten leiden door de zucht naar eigen financieel gewin.
In het nadeel van de verdachte weegt het hof mee dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 juni 2017, reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder een veroordeling in 2009 voor een soortgelijk feit.
Het hof heeft bij het bepalen van de soort en de omvang van de aan de verdachte op te leggen straf gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt voor gevallen van het kweken van hennep tot een hoeveelheid van 500 tot 1.000 planten een taakstraf van 180 uren in combinatie met 2 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf genoemd. Het aantal bij de verdachte aangetroffen planten, ruim 600, ligt beduidend dichter bij de 500 dan bij de 1000 hennepplanten, hetgeen het hof meeweegt.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Het hof komt weliswaar tot een bewezenverklaring van minder feiten dan door de advocaat-generaal gerekwireerd, doch meent dat met de na te noemen straf recht wordt gedaan aan de ernst van het feit en rekening wordt gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die ter terechtzitting in hoger beroep aan de orde zijn gekomen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 55 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair, 2 subsidiair en 2 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Ruige, mr. M. Iedema en mr. M.L. Leenaers, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 juli 2017.
De oudste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]
.