ECLI:NL:GHAMS:2017:3016

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2017
Publicatiedatum
26 juli 2017
Zaaknummer
23-001449-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot woninginbraak met meerdere verdachten, bewijsvoering en strafmaat

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van twee pogingen tot woninginbraak, gepleegd op respectievelijk 24 juli 2015 en 9 juli 2015 in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het gezamenlijk met een medeverdachte plegen van inbraken met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Tijdens de zitting in hoger beroep op 11 juli 2017 heeft de verdediging vrijspraak bepleit, waarbij zij twijfels uitte over de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen en de bewijsvoering. Het hof heeft echter de verklaringen van de verbalisanten als gedetailleerd en overtuigend beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 juli 2015 samen met een medeverdachte een woning heeft geprobeerd binnen te dringen door middel van braak, en dat op 9 juli 2015 een soortgelijke poging is gedaan. De verdachte is eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten, wat heeft bijgedragen aan de beslissing van het hof om de strafmaat te bepalen. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij voor immateriële schade.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001449-16
datum uitspraak: 25 juli 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 april 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-684379-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres 1] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 juli 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 24 juli 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan [adres 2] ) weg te nemen een of meerdere goederen van zijn/hun gading geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 1] , in elk geval een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, met een of meer van zijn mededader(s) naar voornoemde woning is gegaan, waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s), een schroef in het (cilinder)slot heeft/hebben gedraaid en/of vervolgens hard aan (de schroef in) het slot van de voordeur heeft/hebben getrokken en/of het cilinderslot (deels) heeft/hebben geforceerd;
1. subsidiair:
[medeverdachte] op of omstreeks 24 juli 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door voornoemde [medeverdachte] voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan [adres 2] ) weg te nemen een of meerdere goederen van zijn gading geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 1] , in elk geval een ander of anderen dan aan hem, [medeverdachte] , zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, naar voornoemde woning is gegaan, waarna [medeverdachte] , een schroef in het (cilinder)slot heeft gedraaid en/of vervolgens hard aan (de schroef in) het slot van de voordeur heeft getrokken en/of het cilinderslot (deels) heeft geforceerd, bij het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest door op de uitkijk te staan;
2:
hij op of omstreeks 09 juli 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan [adres 3] ) weg te nemen een of meerdere goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, met een of meer van zijn mededader(s) naar voornoemde woning is gegaan waarna, hij verdachte en/of zijn mededader(s) het cilinderslot heeft/hebben geforceerd en/of waarna hij verdachte en/of zijn mededader(s) voornoemde woning is/zijn binnengetreden en/of heeft/hebben doorzocht.
Het hof leest het in feit 1 ten laste gelegde “Oosterparkstraat” als “Oosterpark”, gelet op het feit dat hier sprake is van een kennelijke misslag. Zowel aangeefster in haar aangifte als de verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] in hun processen-verbaal van bevindingen relateren over “Oosterpark”, niet over de “Oosterparkstraat”. Door verbetering van deze misslag wordt de verdachte niet in zijn verdediging geschaad.
Voor zover in de tenlastelegging overige taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor evenmin in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om proceseconomische redenen worden vernietigd.

Bespreking ter terechtzitting in hoger beroep gevoerd verweer

De raadsman heeft ter terechtzitting vrijspraak van beide ten laste gelegde feiten bepleit. De verdachte heeft beide feiten ten stelligste ontkend.
Ten aanzien van feit 1 twijfelt de verdediging, kort en zakelijk weergegeven, aan de in het proces-verbaal van bevindingen van 24 juli 2015 gerelateerde waarnemingen van de verbalisant [verbalisant 1] , gelet op de positie van waaruit de verbalisant zijn waarnemingen heeft gedaan en de positie van de verdachte en de medeverdachte in het smalle portiek van [adres 2] .
Ten aanzien van feit 2 is door de raadsman bepleit, kort en zakelijk weergegeven, dat de herkenning door de verbalisanten [verbalisant 4] , [verbalisant 5] en [verbalisant 6] niet kan bijdragen aan het bewijs nu de beelden heel onduidelijk zijn. De verbalisanten hebben kennelijk na ontvangst van informatie over feit 1 de herkenning op de beelden van het incident in feit 2 ingevuld, er is sprake van een tunnelvisie. Tot slot heeft de raadsman vraagtekens gezet bij de conclusies die kunnen worden getrokken uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant Holzken over de belgegevens van de verdachte en zijn medeverdachte.
Het hof verwerpt de verweren van de raadsman en overweegt daartoe als volgt.
Ten aanzien van feit 1
Het hof overweegt dat verbalisant [verbalisant 1] in het proces-verbaal van bevindingen van 24 juli 2015 op zeer uitvoerige en gedetailleerde wijze heeft gerelateerd over hetgeen hij heeft waargenomen. Zo heeft hij gerelateerd vanuit welke positie hij zijn waarnemingen heeft gedaan, te weten in eerste instantie vanaf de Oosterpark ter hoogte van [adres 2] , later ter hoogte van perceel [nummer] , waarbij hij vrij zicht had op de verdachte en de medeverdachte die zich bevonden in het portiek van [adres 2] . Zijn bevindingen vinden bovendien steun in het dossier. De verbalisanten Wigmans en Middelink hebben in hun proces-verbaal van bevindingen van 24 juli 2015 gerelateerd dat zij ter plaatse zien dat bij de portiekwoning [adres 2] te Amsterdam een schroef uit het cilinderslot stak, de cilinder enige centimeters uit het slot was getrokken, er beschadigingen zichtbaar waren op de cilinder en dat het voorste gedeelte van de cilinder was afgebroken. Het hof ziet derhalve geen reden te twijfelen aan het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] .
Ten aanzien van feit 2
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat op 9 juli 2015 rond 12.45 uur in een woning gelegen aan [adres 3] te Amsterdam door een tweetal personen een poging inbraak is gepleegd. De te beantwoorden vraag is of de verdachte één van de daders is. Er zijn camerabeelden beschikbaar die zijn gemaakt op 9 juli 2015 tussen 11.00 en 14.00 van de flat Hakfort, ingang Dolfijn. Op deze beelden is een man, NN1, te zien die om 12.16 uur het portiek komt binnen lopen en even later naar de lift loopt. Deze man draagt een zwarte jas, een grijs Nike vest, een grijze Nike joggingbroek, witte sneakers met zwarte accenten en een zonnebril. Verder is op de beelden een man, NN2, te zien die om 12.20 uur het portiek binnen komt lopen. Hij draagt een wit/grijze jas, van boven wit, uitlopend naar een donkere balk aan de onderzijde, een spijkerbroek, grijze sneakers met een witte zool en een zwart hoofddeksel. De mannen hebben contact en lopen vervolgens via de trap naar boven. Om 13.06 uur lopen beide mannen in versnelde pas de trap af in de richting van de uitgang, waarna zij naar buiten lopen. De mannen voldoen aan het signalement dat aangeefster geeft van de mannen die zij rond 12.40 uur in haar woning aantreft. Aan de hand van genoemde beelden is NN1 door de verbalisanten [verbalisant 4] , [verbalisant 5] en [verbalisant 6] herkend als de verdachte. Het hof is van oordeel dat er geen reden bestaat te twijfelen aan de juistheid van deze herkenningen. De beelden zijn van voldoende kwaliteit en de verbalisanten hebben gemotiveerd en gedetailleerd weergegeven waarvan zij de verdachte kennen en op basis waarvan de herkenning heeft plaatsgevonden. Voor wat betreft de vraagtekens die de raadsman zet bij de conclusies in het proces-verbaal van verbalisanten Holzken, overweegt het hof dat dit proces-verbaal niet voor het bewijs zal worden gebezigd. Verdere bespreking van het verweer kan dan ook achterwege blijven.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 primair:
hij op 24 juli 2015 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan Oosterpark 26) weg te nemen goederen van hun gading, toebehorend aan [slachtoffer 1] , en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen door middel van braak, met zijn mededader naar voornoemde woning is gegaan, waarna hij, verdachte en/of zijn mededader, een schroef in het cilinderslot heeft/hebben gedraaid en/of vervolgens hard aan de schroef in het slot van de voordeur heeft/hebben getrokken en het cilinderslot heeft/hebben geforceerd;
2:
op 09 juli 2015 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan [adres 3] ) weg te nemen goed(eren) van hun gading, toebehorende aan [slachtoffer 2] , en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen door middel van braak, met zijn mededader naar voornoemde woning is gegaan waarna, hij verdachte en/of zijn mededader het cilinderslot heeft/hebben geforceerd en waarna hij verdachte en zijn mededader voornoemde woning zijn binnengetreden.
Hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde levert op:
telkens: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot 8 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf met aftrek van de tijd doorgebracht in verzekering en in voorlopige hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechtbank in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft ten aanzien van de strafmaat opgemerkt dat de door de rechtbank opgelegde straf te hoog is gelet op de in de LOVS richtlijnen geformuleerde uitgangspunten.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in een kort tijdsbestek tot twee keer toe, tezamen met een medeverdachte, op klaarlichte dag schuldig gemaakt aan pogingen tot woninginbraak, respectievelijk op [adres 3] en Oosterpark 26 te Amsterdam. De verdachte en de medeverdachte zijn er daarbij in geslaagd de woning op Hakfort binnen te dringen alwaar zij de bewoonster tegen het lijf liepen. Zij is hiervan hevig geschrokken, hetgeen zij heeft toegelicht in haar vordering tot toekenning van immateriële schadevergoeding. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan; burgers behoren zich veilig te voelen in hun eigen woning. Feiten als deze brengen gevoelens van onveiligheid met zich mee, niet alleen voor de slachtoffers maar ook in de samenleving.
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en waarvan de oplegging haar weerslag heeft gevonden in de oriëntatiepunten van het LOVS. Daarin wordt voor één woninginbraak een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden genoemd, in geval van recidive wordt dit verhoogd naar vijf maanden. In dit geval is sprake van twee bewezen verklaarde pogingen tot inbraak in vereniging gepleegd.
In het nadeel van de verdachte weegt het hof mee dat uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 juni 2017 blijkt dat de verdachte in het verleden reeds meermalen onherroepelijk is veroordeeld vanwege verschillende strafbare feiten. Op 26 juli 2012 is hij door dit hof veroordeeld wegens een woninginbraak.
Het hof heeft verder acht geslagen op het reclasseringsadvies van Inforsa van 3 maart 2017, waarin wordt beschreven dat de verdachte grote stappen vooruit heeft gemaakt. Gezien deze vooruitgang, de motivatie die de verdachte heeft laten zien en het feit dat hij zijn zaken met behulp van de Top 600 aanpak inmiddels goed op orde heeft, acht Inforsa het van groot belang de huidige situatie in stand te houden. Inforsa adviseert daarom aan de verdachte in geval van schuldigverklaring en mits de ernst van het ten laste gelegde dit toelaat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf op te leggen, met algemene en bijzondere voorwaarden. Dit advies is echter achterhaald gebleken door de volgende ontwikkeling.
Blijkens een e-mail van 5 juli 2017 van M. Haan, regisseur Top 1000, gericht aan de advocaat-generaal, is de verdachte na het uitbrengen van voornoemd advies opnieuw twee maal aangehouden door de politie, respectievelijk voor heling en woninginbraak. Gelet op deze aanhoudingen en het lopende hoger beroep is vanuit de Top 1000 besloten de woning waarin de verdachte woonde per 16 juni 2017 op te zeggen en geen contractverlening aan te vragen bij de woningbouwvereniging. Ook de hulp bij schulden en re-integratie richting de arbeidsmarkt is door de huidige detentie van verdachte stopgezet. Eerst indien er duidelijkheid is over de detentieduur zal bekeken worden hoe het traject met de verdachte zal worden voortgezet.
Uit bedoelde mail begrijpt het hof dat de vooruitgang op basis waarvan de reclassering eerder adviseerde tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met algemene en bijzondere voorwaarden alsmede een werkstraf niet langer actueel is, reden waarom het hof voorbij zal gaan aan bedoeld advies.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Beslag

Met betrekking tot de in beslag genomen goederen, zoals vermeld op de beslaglijst, te weten schroeven en een afgebroken cilinderslot, heeft de advocaat-generaal het hof verzocht deze verbeurd te verklaren.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de in beslag genomen goederen gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof overweegt ten aanzien van de in beslag genomen goederen als volgt. Het hof zal bepalen dat de schroeven waarmee het feit begaan is verbeurd zullen worden verklaard en dat het afgebroken cilinderslot zal worden teruggegeven aan de rechthebbende.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 424,48, waarvan € 24,48 als materiële schadevergoeding en € 400,00 als immateriële schadevergoeding. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 400,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd. Het hof heeft daarmee in hoger beroep te oordelen over de gehele vordering.
De advocaat-generaal heeft het hof ter terechtzitting verzocht de vordering voor zover deze ziet op de geleden immateriële schade toe te wijzen en voor zover deze ziet op materiële schade niet ontvankelijk te verklaren.
De raadsman heeft het hof ter terechtzitting verzocht de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel af te wijzen gelet op de bepleitte vrijspraak.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1
stk schroef ( schroeven) 5018265.
Gelast de
teruggaveaan de rechthebbende van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1
stk slot (afgebroken cilinderslot) 5018333.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] )
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ) ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 400,00 (vierhonderd euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] ), ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 400,00 (vierhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 (acht) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. M.L. Leenaers en mr. A.M. Ruige, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 juli 2017.
De voorzitter is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]