ECLI:NL:GHAMS:2017:2785

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2017
Publicatiedatum
14 juli 2017
Zaaknummer
23-004254-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in jeugdzaak betreffende opzetheling van gestolen goederen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een jeugdige verdachte die beschuldigd werd van opzetheling van gestolen goederen, waaronder een televisie en een PlayStation. Het hoger beroep was ingesteld door het openbaar ministerie, dat aanvankelijk onbeperkt beroep had aangetekend, maar later beperkte het zich tot de strafbepaling voor het bewezen verklaarde feit. De verdachte werd vrijgesproken van twee van de drie ten laste gelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij deze had begaan. Het hof oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan opzetheling van de televisie en de PlayStation, die in zijn slaapkamer waren aangetroffen. De verdachte had kennis van het feit dat deze goederen afkomstig waren van een misdrijf, wat leidde tot de bewezenverklaring van het vierde feit. De straf die door de kinderrechter was opgelegd, werd vernietigd en het hof legde een taakstraf op van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie, met een voorwaardelijk deel en een proeftijd van twee jaren. Tevens werd de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf gelast, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-004254-16
Datum uitspraak: 3 mei 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 7 november 2016 in de strafzaak onder de parketnummers 13-701808-16 en 23-000101-15 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres 1].

Omvang van het hoger beroep

Het hoger beroep van het openbaar ministerie is, na aanvankelijk bij akte van 18 november 2016 onbeperkt te zijn ingesteld, blijkens akte van 1 maart 2017 niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep opgenomen beslissing ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde. Het hof zal, overeenkomstig het bepaalde in het vierde lid van artikel 423 van het Wetboek van Strafvordering, daarom eerst de straf bepalen ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair bewezen verklaarde misdrijf, te weten op een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen jeugddetentie, waarvan 15 uren subsidiair 7 dagen jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 april 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, ten laste gelegd dat:
2:
(gevoegde zaak 13/689.202-16) hij op of omstreeks 06 januari 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer GVB dagkaarten heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
3:
(gevoegde zaak 13/689.202-16) hij op of omstreeks 2 januari 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een bedrijfspand (gelegen aan het [adres 2]) heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid goederen (waaronder computers en/of navigatiesystemen en/of (zonne)brillen en/of fotocamera's en/of horloges), geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Used Products, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot voornoemd bedrijfspand heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een ruit van voornoemd bedrijfspand en/of door middel van inklimming in voornoemd bedrijfspand.
4:
(gevoegde zaak 13/689.202-16) hij in of omstreeks de periode van 03 januari 2016 tot en met 6 januari 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een televisie (merk LG) (artikel 815340) en/of een playstation (merk Sony) (artikel 813584) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de kinderrechter.

Vrijspraak met betrekking tot de feiten 2 en 3

Met de advocaat-generaal en de raadsman en evenals de kinderrechter is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen de verdachte onder 2 en 3 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging met betrekking tot feit 4

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde. De gestolen spullen zijn aangetroffen in de slaapkamer van de verdachte.
Uit het dossier blijkt echter dat de verdachte niet de enige gebruiker van de slaapkamer was, nu zijn neef en medeverdachte Joel Hoop ook langere tijd bij de verdachte in huis heeft verbleven en eveneens in de slaapkamer van de verdachte sliep. Hoop had hier dan ook eigen kleding en spullen liggen. De gestolen spullen lagen/stonden in de slaapkamer waar beide jongens verbleven. Uit niets blijkt dat de verdachte wetenschap zou hebben gehad van het feit dat de spullen gestolen waren. De verdachte moet worden vrijgesproken van heling, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Op 6 januari 2016 is in de vroege ochtend de woning waar de verdachte met zijn gezin woonde door de politie doorzocht. Tijdens deze doorzoeking zijn in de slaapkamer van de verdachte onder meer een televisie van het merk LG en een Sony PlayStation aangetroffen. De artikelnummers van deze goederen komen overeen met de artikelnummers van een LG-televisie en een Sony PlayStation die op 3 januari 2016 zijn gestolen uit de winkel Used Products in Zaandam. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de voorzitter de verdachte een tijdens de doorzoeking genomen foto van zijn slaapkamer voorgehouden, waarop deze twee goederen te zien zijn (p. D5019). Desgevraagd heeft de verdachte verklaard dat hij de goederen toentertijd heeft zien staan in zijn slaapkamer.
Voorts bevat het dossier een uitdraai van een via whatsapp gevoerd groepsgesprek, aangetroffen in de telefoon van medeverdachte Hoop. Aan dit groepsgesprek namen vier gebruikers deel en uit politieonderzoek is gebleken dat twee van deze gebruikers de verdachte en de medeverdachte Hoop betreffen. Vanaf het telefoonnummer dat aan de verdachte is gekoppeld, is op 6 januari 2016 om 08.10 uur het volgende bericht verstuurd: “Die tv playstation alles is hier”. Deze opmerking van de verdachte over de gestolen spullen in zijn kamer volgt op een conversatie in voornoemd groepsgesprek over de huiszoekingen die op dat moment op verschillende locaties plaatsvinden om medeverdachte Hoop aan te houden.
Op basis van het hiervoor overwogene is het hof van oordeel dat de verdachte wist dat de televisie en de PlayStation die zich in zijn slaapkamer bevonden afkomstig waren van een misdrijf en dat aldus opzetheling wettig en overtuigend bewezen kan worden.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
4:
hij in de periode van 3 januari 2016 tot en met 6 januari 2016 te Amsterdam, een televisie, merk LG, en een PlayStation, merk Sony, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de het voorhanden krijgen wist, dat het door diefstal verkregen goederen betrof.
Hetgeen onder 4 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kinderrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte van het onder feit 4 ten laste gelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder feit 1 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen jeugddetentie, waarvan 30 uren subsidiair 15 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van twee jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan heling van een televisie en een PlayStation, terwijl hij wist dat deze goederen van diefstal afkomstig waren. Door deze gestolen goederen voorhanden te hebben heeft de verdachte niet alleen bevorderd dat dergelijke spullen worden gestolen, maar heeft hij ook geprofiteerd van een misdrijf. Voorts leidt een dergelijk feit tot schade en overlast voor de rechthebbende.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 april 2017 is hij eerder ter zake van een soortgelijk vermogensdelict onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf bestaande uit een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 14 juli 2015 opgelegde voorwaardelijke werkstraf van 30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 15 (vijftien) dagen jeugddetentie. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal, conform het oordeel van de kinderrechter en de vordering van de advocaat-generaal, de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Bepaalt de door de rechtbank opgelegde straf voor het in de zaak met parketnummer 13-701808-16 onder feit 1 subsidiair bewezen verklaarde op een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen jeugddetentie, waarvan 15 uren subsidiair 7 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met het bevel dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
werkstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot
15 (vijftien)uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
7 (zeven) dagen jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 14 juli 2015, parketnummer 23-000101-15, te weten van:
taakstrafbestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
15 (vijftien) dagenjeugddetentie.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Ruige, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. M. Iedema, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 mei 2017.
mr. A.M. Ruige en mr. M. Iedema zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[...]