ECLI:NL:GHAMS:2017:2776

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 april 2017
Publicatiedatum
14 juli 2017
Zaaknummer
23-003591-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal met bedreiging met geweld in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van diefstal met (bedreiging met) geweld. De tenlastelegging betrof een incident op 31 mei 2016, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte een snorfiets heeft weggenomen van een slachtoffer. De aangever verklaarde dat hij door de verdachte en de medeverdachte dreigend werd benaderd en dat de sleutel van zijn snorfiets met geweld uit zijn hand werd gegrist. Het hof heeft de wisselende verklaringen van de aangever beoordeeld en geconcludeerd dat er voldoende bewijs was voor de diefstal met geweld. Het hof oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte als medepleger moest worden aangemerkt. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en legde een gevangenisstraf van 180 dagen op, waarvan 95 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd een taakstraf van 80 uren opgelegd. Het hof hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke delicten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003591-16
Datum uitspraak: 19 april 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 september 2016 in de strafzaak onder de parketnummers 13‑741117-16 en 13-684975-14 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 april 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 31 mei 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op of aan de [locatie], in elk geval op of aan een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (zwarte) snorfiets (merk Piaggio Vespa Sprint) met kenteken [kenteken], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- dichtbij voornoemde [slachtoffer] is/zijn gaan staan en/of het stuur van die snorfiets van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of (daarbij) heeft/hebben gezegd: "Kan ik even je brommer pakken, met vijf minuten zijn we terug. We gaan heel even naar de coffeeshop", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- steeds dichterbij voornoemde [slachtoffer] is/zijn gaan staan en/of voornoemde [slachtoffer] dreigend heeft/hebben aangekeken en/of heeft/hebben gezegd: "Geef hem gewoon", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) onverhoeds (met kracht) de sleutel(s) (van voornoemde snorfiets) uit de hand(en) van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gepakt en/of gegrist en/of (vervolgens) voornoemde bromfiets uit de hand(en) van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gerukt en/of getrokken en/of gepakt en/of
- ( vervolgens) met/op voornoemde bromfiets is/zijn weggereden.
subsidiair:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 mei 2016 tot en met 9 juni 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een (zwarte) snorfiets (merk Piaggio Vespa Sprint) met kenteken [kenteken] heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsmotivering

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat de verdachte niet kan worden veroordeeld voor het primair tenlastegelegde. Voor het (bedreigen met) geweld is onvoldoende bewijs voorhanden, nu enkel de aangever hier - wisselend - over heeft verklaard en de verdachte dit ten stelligste ontkent. Voorts blijkt niet uit de bewijsmiddelen dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. De verdachte moet worden vrijgesproken van diefstal met (bedreiging met) geweld in vereniging, aldus de raadsman.
Wisselend verklaren door de aangever
Wat betreft het verklaren door de aangever over het (bedreigen met) geweld ten tijde van de diefstal, overweegt het hof het volgende. Op 31 mei 2016 omstreeks 12.40 uur ontvingen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een melding van een beroving, waarna zij zich naar het ROC aan de [locatie] hebben begeven. Hier troffen zij aangever aan. In het aldaar opgemaakte proces-verbaal van bevindingen staat dat de aangever verklaart dat de verdachte en de medeverdachte hem niet hebben bedreigd of geslagen, maar wel dat zij zo dreigend op hem overkwamen dat hij daarom de sleutel van zijn bromfiets heeft afgegeven. Aangever verklaart dat hij het idee had dat als hij de sleutels niet aan hen gaf zij hem iets aan zouden doen, aldus dit proces-verbaal van bevindingen.
In het proces-verbaal van aangifte, diezelfde dag om 13.49 uur opgesteld, heeft de aangever uitgebreider verklaard en ook hier heeft hij wederom verklaard over de dreiging die uitging van de verdachte en de medeverdachte. Aangever verklaart dat hij zich geïntimideerd en bedreigd voelde, omdat de verdachte en de medeverdachte steeds dichter op hem kwamen staan. Eveneens heeft de aangever in de aangifte verklaard dat de medeverdachte de sleutel van de bromfiets hardhandig uit zijn hand griste, de sleutel in het slot stak en wegreed en dat hij zag dat de verdachte achterop sprong.
De aangever heeft zodoende gedetailleerd en consistent verklaard over de bedreiging die uitging van verdachte en de medeverdachte. Over de sleutel heeft aangever blijkens het proces-verbaal van bevindingen verklaard dat hij deze heeft afgegeven, omdat hij zich bedreigd voelde. In de aangifte staat dat deze uit zijn hand is gegrist door de medeverdachte.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de aangever consistent en consequent heeft verklaard dat zowel de verdachte als zijn medeverdachte op dreigende wijze dichtbij hem kwamen staan, aandrongen op de afgifte van de bromfiets en deze vervolgens wegnamen. Wat betreft de sleutel zal het hof uitgaan van de uitgebreidere verklaring van de aangever in het proces-verbaal van aangifte, inhoudende dat de sleutel door de medeverdachte uit zijn hand werd gegrist. Het hof beschouwt deze aangifte als een nadere en meer gedetailleerde weergave van hetgeen is voorgevallen en het hof acht deze aangifte betrouwbaar.
Verder vindt de verklaring van de aangever op substantiële punten bevestiging in de verklaring van de verdachte. Derhalve is er voldoende bewijs voor de diefstal met (bedreiging met) geweld, waarbij opgemerkt wordt dat niet ieder onderdeel van de bewezenverklaring dubbel belegd hoeft te zijn.
MedeplegenHet hof is van oordeel dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de verdachte, door samen met de medeverdachte steeds dichter bij aangever te gaan staan, hem te intimideren en te (be)dreigen en vervolgens door achter de aangever te gaan staan, terwijl de medeverdachte de aangever dreigend toesprak, de sleutel uit zijn hand griste en de brommer uit handen van aangever trok, een rol van zodanig gewicht heeft gespeeld dat hij moet worden beschouwd als medepleger. Daarbij betrekt het hof voorts dat verdachte bij de medeverdachte achterop springt en dat zij samen wegrijden en tenslotte dat de brommer naderhand nog steeds in het bezit van de verdachte was. Op 9 juni 2016 is de brommer met sleutel bij verdachte aangetroffen. Het hof acht de verklaring van verdachte dat hij op geruime afstand stond en niet betrokken was bij de diefstal en enkel achterop is gesprongen (proces-verbaal terechtzitting eerste aanleg) ongeloofwaardig gelet op de aangifte en de overige inhoud van het dossier. Verdachte heeft hierover overigens zeer wisselend verklaard. Zo verklaart hij aanvankelijk bij de politie dat hij niet met de brommer weg is gegaan van het ROC, maar met het openbaar vervoer. Bij gelegenheid van de raadkamer gevangenhouding verklaart verdachte dat hij bij het conflict is geweest en op 10 meter afstand stond, terwijl verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg verklaart dat hij op 40 meter afstand stond en ter zitting in hoger beroep zelfs op 50 meter afstand.
Het hof acht het ten laste gelegde medeplegen van diefstal met (bedreiging met) geweld bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair:
hij op 31 mei 2016 te Amsterdam, op de [locatie], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een snorfiets, merk Piaggio Vespa Sprint, met kenteken [kenteken], toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en/of zijn mededader
- steeds dichterbij voornoemde [slachtoffer] zijn gaan staan en voornoemde [slachtoffer] dreigend hebben aangekeken en hebben gezegd: "Geef hem gewoon", en
- vervolgens onverhoeds met kracht de sleutel van voornoemde snorfiets uit de hand van voornoemde [slachtoffer] hebben gegrist en vervolgens voornoemde bromfiets uit de hand van voornoemde [slachtoffer] hebben getrokken en
- vervolgens met voornoemde bromfiets zijn weggereden.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 95 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Hierbij zijn de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een behandelverplichting en andere voorwaarden het gedrag betreffende gesteld. Voorts heeft de rechtbank de verdachte een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis opgelegd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met (bedreiging met) geweld in vereniging van een bromfiets, waarbij de eigenaar van deze bromfiets, die daar alleen was, door de mededader en de verdachte tezamen dreigend werd benaderd, waarna de sleutel hardhandig uit zijn hand werd gegrist en de brommer uit zijn handen is weggenomen. De diefstal vond op klaarlichte dag plaats in de directe omgeving van een school.
Het hof beschouwt het gedrag van de verdachte als zeer ernstig en respectloos, vanwege de inbreuk op het eigendomsrecht en de hinder en schade die daardoor zijn veroorzaakt en de angstgevoelens die het onderhavige feit heeft veroorzaakt bij de aangever.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 maart 2017 is hij eerder ter zake van soortgelijke vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank te Amsterdam van 1 mei 2015 opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
95 (vijfennegentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
MeldplichtStelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich moet houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet hij zich melden bij Reclassering Nederland. Hierna moet hij zich gedurende de proeftijd blijven melden, zo frequent en zo lang als Reclassering Nederland dit nodig acht.
Behandelverplichting – Ambulante behandeling
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende de proeftijd, gezien de directe samenhang met mogelijke psychische problemen, gedrag en vaardigheden met het delictgedrag, verplicht wordt om zich te laten behandelen bij De Waag. Hij wordt verplicht deel te nemen aan het traject 'Topzorg' bij De Waag.
Andere voorwaarden het gedrag betreffende
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich moet houden aan alle afspraken op school dan wel tijdens een eventueel traject bij WPI. Indien de reclassering en De Waag dit geïndiceerd achten, neemt de veroordeelde deel aan een traject begeleid wonen.
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 1 mei 2015, parketnummer 13-684975-14, te weten van:
een
taakstrafbestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
20 (twintig) dagenjeugddetentie.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Ruige, mr. M.M.H.P. Houben en mr. M.F.J.M. de Werd, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 april 2017.
[...]