ECLI:NL:GHAMS:2017:2770

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 maart 2017
Publicatiedatum
13 juli 2017
Zaaknummer
23-003556-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van verduistering

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor verduistering van goederen die toebehoorden aan de aangeefster. De tenlastelegging betrof het opzettelijk zich toe-eigenen van diverse goederen, waaronder kleding en persoonlijke documenten, die de verdachte als kamerverhuurder onder zich had. De advocaat-generaal vorderde een geldboete van € 200,00, subsidiair 4 dagen hechtenis, met een voorwaardelijke proeftijd van twee jaren. De raadsman van de verdachte pleitte echter voor vrijspraak.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 17 maart 2017 is het hof tot de conclusie gekomen dat niet ondubbelzinnig vaststaat dat de aangeefster, mevrouw [slachtoffer], de woning waar haar spullen waren ondergebracht niet kon betreden. De aangeefster had immers een sleutel van de woning en verklaarde dat zij alleen niet binnen kon komen wanneer de verdachte thuis was. De verdachte bevestigde dit door te stellen dat hij de sloten nooit had veranderd.

Gezien deze omstandigheden oordeelde het hof dat er onvoldoende bewijs was voor de opzettelijke wederrechtelijke toe-eigening van de goederen door de verdachte. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam en is openbaar uitgesproken op 31 maart 2017.

Uitspraak

Parketnummer: 23-003556-16
Datum uitspraak: 31 maart 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 27 september 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-104746-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 maart 2017.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 mei 2015 te Amsterdam pzettelijk diverse goederen (onder meer Kleding en/of persoonlijke documenten en/of een of meer opladers en/of keukengerei), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als kamerverhuurder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Standpunten van partijen

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd, namelijk een geldboete ter hoogte van € 200,00, subsidiair 4 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.

Vrijspraak

Uit het dossier komt niet ondubbelzinnig naar voren dat mevrouw [slachtoffer] de woning waar zij haar spullen had ondergebracht niet kon betreden. Zij had immers een sleutel van de woning. Daarnaast heeft zij verklaard enkel de woning niet in te kunnen op het moment dat de verdachte thuis was, hetgeen de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft bevestigd, door te verklaren dat hij de sloten nooit heeft veranderd, maar slechts een veiligheidsslot aan de binnenkant van de deur had zitten.
Naar het oordeel van het hof is gelet op het vorenstaande niet wettig en overtuigend bewezen dat er sprake is geweest van een opzettelijke wederrechtelijke toe-eigening door de verdachte van de aan [slachtoffer] toebehorende goederen, zoals aan hem is ten laste gelegd. hetgeen met zich brengt dat de verdachte moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en
spreektde verdachte daarvan
vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. F.A. Hartsuiker en mr. S. Bek, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 31 maart 2017.
[...]