Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
Vonnis waarvan beroep
Bewijsmotivering
Uit het dossier blijkt het volgende. Getuige [getuige] is de eigenaar van een bus waar de verdachte zeer regelmatig gebruik van maakte. De verdachte heeft verklaard dat de bus bijna altijd bij hem was. Uit de camerabeelden blijkt dat deze bus is gebruikt om de gestolen spullen te vervoeren. Voorts is een telefoonnummer uitgepeild in de buurt van het bedrijventerrein waar de spullen gestolen zijn, ten tijde van de diefstal. Dit telefoonnummer heeft de verdachte in een ander onderzoek aan de politie opgegeven als zijn nummer, zo blijkt uit het dossier. Enkele minuten nadat de bus met de gestolen spullen voor de eerste keer het bedrijventerrein afreed, is met dit nummer gebeld naar het toenmalige huisadres van de verdachte. Enkele minuten nadat de bus voor de tweede keer met gestolen spullen het bedrijventerrein afreed, is met dat nummer meerder malen gebeld naar [naam], een bekende van de verdachte. Alle telefoongesprekken die met dit nummer omstreeks de tijd dat de diefstal werd gepleegd zijn gevoerd, zijn via een zendmast gegaan die hemelsbreed 800 meter van de plaats van de diefstal afligt. Tenslotte is de verdachte op de beelden herkend door verbalisant [verbalisant].
Bewezenverklaring
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Als het hof de vordering toewijst zonder een deskundige te raadplegen, dan heeft de verdediging naar voren gebracht matiging van het gevorderde bedrag op zijn plaats te vinden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
€ 6.500,00 (zesduizend vijfhonderd euro) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
€ 6.500,00 (zesduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
67 (zevenenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.