4.1.De rechtbank heeft het volgende overwogen:
“8. Artikel 224 van de Gemeentewet luidt als volgt:
“1. Ter zake van het houden van verblijf binnen de gemeente door personen die niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens zijn ingeschreven, kan een toeristenbelasting worden geheven.
2. Voor zover de belasting wordt geheven van degene die gelegenheid tot verblijf biedt, is deze bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt.”
9. De rechtbank stelt vast dat het verweerder op grond van artikel 224 van de Gemeentewet vrij staat om dagtoeristenbelasting te heffen. Verweerder heeft ook van de in artikel 224 van de Gemeentewet geboden mogelijk gebruik gemaakt door de Verordening dagtoeristenbelasting 2013 (hierna: de Verordening) vast te stellen. De Verordening luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
Krachtens deze verordening worden een belasting geheven ter zake van het houden van dagverblijf zonder overnachten op [N] .
Artikel 3 Belastbaar feit
Ter zake van het houden van verblijf op [N] door personen die niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente zijn ingeschreven, wordt onder de naam dagtoeristenbelasting ter zake van dagverblijf een directe belasting geheven.
Artikel 4 Belastingplicht
1. Belastingplichtig is degene die tegen vergoeding gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 3, aan ligplaatsen in hem ter beschikking staande wateren.
2. Belastingplichtig is degene die door middel van het tegen vergoeding beschikbaar stellen van een parkeerplaats voor een motorvoertuig, de inzittende(n) respectievelijk gebruiker(s) van dat motorvoertuig gelegenheid biedt tot het houden van verblijf als bedoeld in artikel 3.
3. Belastingplichtig is degene die anders dan in het kader van openbaar vervoer als bedoeld in de Wet personenvervoer 2000, door middel van het tegen vergoeding vervoeren van personen naar [N] , personen gelegenheid biedt tot het houden van verblijf als bedoeld in artikel 3.
4. Belastingplichtig is degene aan wie van gemeentewege ontheffing wordt verleend van het algemene inrijverbod op [N] en niet in de gemeente [naam] woonachtig is.
5. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene, ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
1. De belasting wordt geheven naar het aantal dagen dat verblijf wordt gehouden.
2. Gedeelten van een dag worden voor de toepassing van deze verordening voor een gehele dag gerekend.
Artikel 6 Belastingtarief
1. Het tarief bedraagt per persoon per dag € 0,50.
Artikel 9 Wijze van heffing
De belasting wordt geheven bij wege van aanslag of door middel van een mondelinge of schriftelijke gedagtekende kennisgeving, onder dat laatste ook te verstaan nota, bon of ander schriftuur.
10. De rechtbank stelt voorop dat eiseres ingevolge het bepaalde in artikel 4, derde lid, van de Verordening als belastingplichtige aangemerkt dient te worden, omdat zij, anders dan in het kader van openbaar vervoer als bedoeld in de Wet personenvervoer 2000, door middel van het tegen vergoeding vervoeren van personen naar [N] , personen gelegenheid biedt tot het houden van verblijf als bedoeld in artikel 3 van de Verordening.
11. De stelling van eiseres dat de aanslag dient te worden vernietigd, omdat eiseres noch in de Verordening noch bij enig ander rechtsgeldig besluit als bezoldigd of onbezoldigd ambtenaar is aangewezen en daardoor in strijd met de wetgeving belasting moet heffen, faalt. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt noch uit enige wettelijke bepaling noch uit enig rechtsbeginsel dat eiseres, die ingevolge het bepaalde in artikel 4, derde lid, van de Verordening als belastingplichtige aangemerkt kan worden, (tevens) als onbezoldigd ambtenaar moet worden aangewezen. Eiseres is niet degene die belast is met de heffing van de dagtoeristenbelasting namens de gemeente, maar is de belastingplichtige en behoeft geenszins als (bezoldigd of onbezoldigd) ambtenaar aangewezen te worden.
Voor zover eiseres meent dat de in artikel 4, vijfde lid, van de Verordening neergelegde bevoegdheid de belasting te verhalen op degene ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt, inhoudt dat eiseres heffingsbevoegd zou zijn ten aanzien van de dagtoerist, is deze veronderstelling onjuist. Deze bepaling ziet immers niet op heffing maar op verhaal van de dagtoeristenbelasting.
Voorzover eiseres met de verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 21 november 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3322) stelt dat in strijd is gehandeld met artikel 231 dan wel artikel 232 van de Gemeentewet oordeelt de rechtbank dat daarvan, mede gelet op het vorenoverwogene, niet is gebleken. 12. Het door eiseres ingenomen standpunt dat de aanslag dient te worden vernietigd, omdat de wijze van inning van dagtoeristenbelasting in strijd is met de wet, de openbare orde en de goede zeden, aangezien de gemeente vaststellingsovereenkomsten heeft gesloten met belastingplichtigen, faalt eveneens. Het staat de gemeente vrij om vaststellingsovereenkomsten te sluiten met belastingplichtigen ter bepaling van de grondslag van de heffing van dagtoeristenbelasting. Verweerder heeft ook aan eiseres een voorstel gedaan om een vaststellingsovereenkomst te sluiten ter bepaling van de grondslag van de heffing. De vaststellingsovereenkomsten zien enkel op de bepaling van de heffingsgrondslag (voor zover hier van belang: het aantal personen dat wordt vervoerd) en heffing vindt vervolgens plaats op grond van de Verordening. Eiseres heeft er om haar moverende reden voor gekozen om geen vaststellingsovereenkomst te sluiten en dat staat haar ook vrij. Nu er geen vaststellingsovereenkomst is gesloten, dient de grondslag conform de Verordening te worden bepaald op het aantal door eiseres vervoerde personen.
Ter zitting heeft verweerder het standpunt van eiseres dat zij geen inzicht heeft in de heffing bij andere belastingplichtigen en dat de gemeente deze gegevens geheim houdt en zo dubbel heft, gemotiveerd betwist. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat eiseres op grond van de Wet openbaarheid bestuur heeft verzocht om een kopie van de vaststellingsovereenkomsten die de gemeente heeft gesloten in het kader van de dagtoeristenbelasting. De gemeente heeft gevolg gegeven aan dat verzoek en alle verzochte informatie verstrekt, hetgeen door eiseres niet is betwist.
13. Artikel 233 van de Gemeentewet bepaalt dat gemeentelijke belastingen kunnen worden geheven bij wege van aanslag, bij wege van voldoening op aangifte of op andere wijze, doch niet bij wege van afdracht op aangifte. Conform het bepaalde in artikel 9 van de Verordening wordt de belasting geheven bij wege van aanslag. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een aanslagbelasting waarbij de gemeente de belasting berekent naar aanleiding van de door de belastingplichtige ingediende aangifte, hetgeen hier ook is geschied. De rechtbank ziet in het door eiseres gestelde geen aanleiding om, mede gelet op de wet- en regelgeving, te oordelen dat sprake is van een afdrachtsbelasting en dat verweerder in strijd heeft gehandeld met de wet. Verweerder heeft bij brief van 23 januari 2014 aan eiseres een aangiftebiljet dagtoeristenbelasting 2013 toegestuurd. Eiseres heeft het aangiftebiljet ingevuld en naar verweerder verzonden. Vervolgens heeft verweerder op basis van de gegevens die zijn vermeld op het aangiftebiljet onderhavige aanslag opgelegd. De door verweerder gehanteerde werkwijze is overeenkomstig de wettelijke bepalingen.
14. De rechtbank is met betrekking tot het subsidiaire standpunt van eiseres van oordeel dat verweerder bij het bepalen van de grondslag van de heffing terecht geen rekening heeft gehouden met de 55.077 personen die bij [T BV] een ticket voor het vervoer door eiseres hebben gekocht. Eiseres is ingevolge artikel 4, derde lid, van de Verordening belastingplichtig voor dagtoeristenbelasting, hetgeen betekent dat eiseres voor het tegen betaling vervoeren van personen belasting dient te betalen. Het tarief van de belasting bedraagt ingevolge artikel 6, eerste lid, van de Verordening € 0,50 per persoon per dag. Eiseres heeft op het aangiftebiljet ingevuld dat zij 148.814 personen heeft vervoerd. Gelet op de bepalingen van de Verordening is eiseres dan (148.814 * € 0,50 =) € 74.257 dagtoeristenbelasting verschuldigd, welk bedrag ook door verweerder is geheven. Indien [T BV] voor hetzelfde vervoer van dezelfde personen eveneens dagtoeristenbelasting zou hebben betaald op grond van de met verweerder gesloten vaststellingsovereenkomst, zoals eiseres stelt en verweerder betwist, dan is er weliswaar sprake van dubbele heffing, maar dit doet aan de belastingplicht van eiseres niet af. De aan haar opgelegde aanslag is dan nog steeds juist. Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat uit de overgelegde vaststellingsovereenkomst tussen verweerder en [T BV] niet lijkt te volgen dat [T BV] ook dagtoeristenbelasting afdraagt voor de personen die door eiseres worden vervoerd, omdat deze overeenkomst veeleer lijkt te zien op personen die per bus op [N] arriveren. Voor de juistheid van de aanslag is dit, zoals hiervoor aangegeven, evenwel niet van belang. Voorts merkt de rechtbank op dat het eiseres uiteraard vrij staat om op grond van artikel 4, vijfde lid, van de Verordening de door haar betaalde belasting (al dan niet via [T BV] ) te verhalen op de personen die door eiseres worden vervoerd.
15. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.