In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1992, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 21 juli 2016, waarin hij was veroordeeld voor het besturen van een motorrijtuig terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd, omdat dit enkel een aantekening bevatte op basis van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 april 2016 te Rozenburg, gemeente Haarlemmermeer, als bestuurder van een personenauto heeft gereden, terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden. Het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten.
De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken. De advocaat-generaal had in hoger beroep een taakstraf van 50 uren geëist, subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis. Het hof heeft echter rekening gehouden met de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder werk en het aflossen van schulden. Daarom heeft het hof besloten om een taakstraf van 28 uren op te leggen, in plaats van een vrijheidsbenemende straf.
De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 9 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting, waarbij mr. A.M. Ruige niet in staat was om het arrest mede te ondertekenen.