In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1976 en niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 10 januari 2017. De tenlastelegging betrof het besturen van een motorrijtuig terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 11 augustus 2016 te Amsterdam, op de Valburgdreef, als bestuurder van een bedrijfsauto heeft gereden, terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was. Het hof heeft de eerdere uitspraak vernietigd, omdat deze slechts een aantekening bevatte volgens artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken. De advocaat-generaal had in hoger beroep een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken en een taakstraf van 80 uren geëist. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn stop met alcoholgebruik en zijn zorg voor zijn minderjarige kinderen. Uiteindelijk heeft het hof de straf bepaald op een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken en een taakstraf van 30 uren, met een proeftijd van twee jaren.
De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals de persoonlijke situatie van de verdachte. Het hof heeft de wettelijke voorschriften toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier S.E.F. Rahimbaks, en mr. A.M. Ruige was buiten staat om het arrest mede te ondertekenen.