ECLI:NL:GHAMS:2017:2370

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 juni 2017
Publicatiedatum
22 juni 2017
Zaaknummer
23-000197-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van het vonnis in hoger beroep met schadevergoedingsmaatregel

Op 21 juni 2017 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 5 januari 2017 was gewezen. De zaak betreft een verdachte, geboren in 1995, die in hoger beroep is gegaan tegen het eerder uitgesproken vonnis. Tijdens de zitting op 7 juni 2017 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die heeft verzocht om bevestiging van het vonnis waarvan beroep. Het hof heeft de argumenten van de verdachte en zijn raadsman in overweging genomen, maar heeft besloten het vonnis te bevestigen, met de toevoeging van een schadevergoedingsmaatregel.

Het hof heeft de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 2.650,00 te betalen aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer. Daarnaast is er een hechtenis van 36 dagen opgelegd, die kan worden vervangen door betaling van de schadevergoeding. Het hof heeft bepaald dat de verplichtingen tot schadevergoeding aan de Staat en de benadeelde partij elkaar kunnen vervangen, afhankelijk van de betaling door de verdachte. Deze uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000197-17
datum uitspraak: 21 juni 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 5 januari 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-056564-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 juni 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof de schadevergoedingsmaatregel oplegt.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.650,00 (tweeduizend zeshonderdvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
36 (zesendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D.J.M.W. Paridaens, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. A. van Verseveld, in tegenwoordigheid van N. Hannaart, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 juni 2017.