ECLI:NL:GHAMS:2017:2366
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak voor opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne na onderzoek in hoger beroep
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne, maar heeft in hoger beroep zijn onschuld betoogd. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 10 januari 2015, waarbij de verdachte samen met een vriend in een auto werd aangetroffen. In de auto werden zeven wikkels met cocaïne aangetroffen. De verdachte verklaarde dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs en dat hij pas kort voor zijn aanhouding in de auto was gestapt.
Het hof heeft het dossier bestudeerd en de verklaringen van de verdachte en zijn raadsman in overweging genomen. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een geldboete van 400 euro. Echter, het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor het ten laste gelegde feit. De verdachte had geen kennis van de cocaïne in de auto en er waren geen andere bewijsstukken die zijn betrokkenheid konden aantonen.
Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken en de rechten van de verdachte in het strafproces.