ECLI:NL:GHAMS:2017:2345

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
21 juni 2017
Zaaknummer
23-004640-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzetheling met bewuste en nauwe samenwerking

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, Alberto Alexandru, werd beschuldigd van medeplegen van opzetheling van kledingstukken, die hij samen met anderen had verworven, terwijl hij wist dat deze goederen van diefstal afkomstig waren. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders. De feiten zijn onderzocht tijdens de zitting van 12 mei 2017, waarbij het hof de bewijsvoering heeft beoordeeld. De verdachte werd op 22 oktober 2015 in Amsterdam aangehouden, nadat verbalisanten een melding hadden ontvangen over verdachte omstandigheden rondom een Franse Renault Scenic. In de auto werden vuilniszakken met kledingstukken aangetroffen, die vermoedelijk van diefstal afkomstig waren. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van opzetheling, omdat hij samen met anderen handelde in de wetenschap dat de goederen door misdrijf verkregen waren. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde de verdachte een gevangenisstraf van vijf weken op, met aftrek van voorarrest. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, waarbij het hof ook rekening hield met de rol van de verdachte binnen het georganiseerde verband van criminaliteit.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-004640-15
Datum uitspraak: 24 mei 2017
VERSTEK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 november 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-703120-15 tegen:
Alberto Alexandru [bestuurder],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 mei 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 18 oktober 2015 tot en met 22 oktober 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meermalen (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, één of meerdere kledingstuk(ken) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoedem, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Bewijsoverweging
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de deelnemers.
Uit de bewijsmiddelen leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het ten laste gelegde het volgende af.
Op donderdag 22 oktober 2015 gaan de verbalisanten naar aanleiding van een melding van verdachte omstandigheden bij een Franse Renault Scenic met kenteken [kenteken] naar de [adres] te Amsterdam. De Renault is mogelijk betrokken bij diverse diefstallen. Ter plaatse zien de verbalisanten dat het voertuig niet is afgesloten en dat in de achterbak een viertal vuilniszakken gevuld met kledingstukken met aankooplabel liggen. Vanuit het pand aan de [adres] wordt de Renault vervolgens in de gaten gehouden.
Uit het proces-verbaal met nummer PL1300-2015235311-14 (doorgenummerde pagina’s 70-74) volgt dat de verbalisant [verbalisant 2] een van de medeverdachten, [medeverdachte 1] , in de auto ziet stappen met een grote grijze tas die achteraf geprepareerd blijkt te zijn. De verbalisant [verbalisant 1] relateert dat hij van de verbalisant [verbalisant 2] hoorde dat een vrouw in de Renault zat en dat hij langs de geparkeerde auto fietst richting de Vijzelstraat. Vervolgens relateert hij: ‘Ik zag dat er op de brug van de Vijzelstraat met de Herengracht een man stilstond met een zwarte jas en een capuchon over zijn hoofd. Dit bleek later de bestuurder van de Renault te zijn, genaamd [bestuurder] . Ik zag dat [bestuurder] op de brug stond en in de richting van de geparkeerde Renault bleef kijken’. De verbalisant [verbalisant 3] relateert dat hij een man op de brug zag staan die in de richting van de auto, de Renault Scenic met Frans kenteken [kenteken] , keek. Vervolgens relateert hij: ‘Ik zag dat hij op de brug als enige stil stond en keek in de richting van deze auto. Deze man bleek later te zijn [bestuurder] . Vervolgens hoorde ik dat een vrouw uit de auto kwam.’.
Uit het proces-verbaal met nummer PL1300-2015234311-4 (doorgenummerde pagina’s 60-62) volgt dat de verbalisanten op camerabeelden van 22 oktober 2015, afkomstig van de camera aan de gevel van het pand aan de [adres] , het volgende waarnemen. Om 14.57 komt [medeverdachte 2] bij de auto met een gele Jumbo tas. Hij stapt rechtsachter in het voertuig en kijkt om de 5 seconden ongeveer om zich heen. [medeverdachte 2] haalt spullen uit de gele Jumbo tas en stopt deze in een vuilniszak. Deze gele Jumbotas blijkt later een voor winkeldiefstal geprepareerde tas te zijn. Omstreeks 15.02 uur verlaat [medeverdachte 2] het voertuig weer.
Om 15.02 komt [bestuurder] bellend aanlopen en loopt hij [medeverdachte 2] tegemoet. [bestuurder] en [medeverdachte 2] tikken elkaar kort aan en [bestuurder] loopt naar het voertuig, stapt in bij de bestuurderskant, start de motor en wil achteruit rijden. Hierop komen politieagenten in beeld en volgt de aanhouding van [bestuurder] .
Tijdens het verhoor van 22 oktober 2015 verklaart de verdachte dat de blauwe Renault Scenic zijn auto is (proces-verbaal met nummer PL1300-2015235311-16, paginanummers 133-136).
De hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden hebben de uiterlijke verschijningsvorm van een - op grond van een plan dat alle deelnemers vooraf duidelijk was - in bewuste en nauwe samenwerking uitgevoerde opzetheling, waarbij elk van de deelnemers een, wat betreft het gewicht van zijn bijdrage aan dat misdrijf, vergelijkbare en in die zin onderling inwisselbare rol heeft vervuld. Dat de uiterlijke schijn bedriegt en dat het waargenomen handelen van de verdachte op iets anders was gericht, wordt bij gebrek aan een geloofwaardige verklaring van de zijde van de verdachte als ongeloofwaardig ter zijde gesteld. Geoordeeld moet dan ook worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van opzetheling van de in zijn auto aangetroffen kledingstukken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 22 oktober 2015 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, kledingstukken voorhanden heeft gehad, terwijl hij en
ofzijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen wisten, dat het door diefstal, verkregen goederen betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzetheling

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf weken, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van opzetheling van kledingstukken. Verdachte heeft samen met anderen goederen onder zich gehad terwijl hij wist dat deze van diefstal afkomstig waren. Dit is een zeer ergerlijk feit, aangezien hierdoor de onderliggende criminaliteit, in casu winkeldiefstal, in stand wordt gehouden. Het gaat hier, ook door het georganiseerde verband, niet meer om een eenvoudige en kleinschalige heling, waarbij iemand spullen ten behoeve van zichzelf onder zich houdt. Het hof acht dit een ernstig strafbaar feit waarvoor in de onderhavige zaak, ook zonder dat uit het uittreksel justitiële documentatie van 1 mei 2017 blijkt van een strafrechtelijk verleden van de verdachte, oplegging van een vrijheidsbenemende straf is gerechtvaardigd.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.H.G. Loyson, mr. P.C. Römer en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van mr. C. de Beer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 mei 2017.
Mr. B.A.A. Postma is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]