ECLI:NL:GHAMS:2017:2306

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 juni 2017
Publicatiedatum
16 juni 2017
Zaaknummer
23-004405-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de zaak van winkeldiefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 23 november 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in 1962, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor winkeldiefstal. De tenlastelegging betrof het wegnemen van een blik bier uit een Albert Heijn-winkel op 13 februari 2016. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en het bewezen verklaarde als diefstal gekwalificeerd. De verdachte werd schuldig bevonden aan het ten laste gelegde feit, maar het hof sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten. De verdachte had eerder onherroepelijk voor diefstallen veroordeeld en het hof weegt deze recidive zwaar mee in de beslissing. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week, en de advocaat-generaal had dezelfde straf geëist. De raadsvrouw pleitte voor een voorwaardelijke straf, maar het hof oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend was gezien de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte. Daarnaast gelastte het hof de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 14 dagen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-004405-16
Datum uitspraak: 1 juni 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 november 2016 in de strafzaak onder de parketnummers 13-701277-16 en 13-684543-14 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,
adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 mei 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen genoemd vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 februari 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een blik bier, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal wegens proceseconomische redenen worden vernietigd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 februari 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een blik bier, toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van een week met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf.
De raadsvrouw heeft verzocht aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De verdachte verblijft op dit moment in een ziekenboeg, waar hij herstelt van een operatie. Hij heeft het contact met de reclassering weer opgepakt en sindsdien gaat het beter met hem. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou deze positieve wending doorbreken. Daarnaast is de verdachte fysiek niet in staat een taakstraf uit te voeren, aldus de raadsvrouw.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal en daarmee een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het betreffende winkelbedrijf. Winkeldiefstal veroorzaakt schade en overlast voor de winkeliers en onrust bij het winkelend publiek.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 mei 2017 is hij eerder onherroepelijk voor diefstallen veroordeeld. Hieruit heeft hij kennelijk geen lering getrokken, hetgeen het hof in zijn nadeel weegt.
Naar het oordeel van het hof doet een voorwaardelijke straf, mede gelet op de veelvuldige recidive van de verdachte, geen recht aan de ernst van het feit. In hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd, ziet het hof geen aanleiding een andere straf op te leggen dan door de politierechter is opgelegd en door de advocaat‑generaal in hoger beroep is geëist.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 13-684543-14

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank te Amsterdam van 19 november 2014 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen met een proeftijd van twee jaar. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd deze vordering toe te wijzen.
De raadsvrouw heeft onder verwijzing naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. In hetgeen door de raadsvrouw is aangevoerd ziet het hof geen aanleiding de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 19 november 2014, parketnummer 13-684543-14, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. W.M.C. Tilleman en mr. A.M.P. Geelhoed, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Oomkes, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 juni 2017.