ECLI:NL:GHAMS:2017:2233

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 mei 2017
Publicatiedatum
15 juni 2017
Zaaknummer
23-002519-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens noodweer na geweldsincident in partycentrum

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte heeft in een partycentrum op 9 april 2016 met de onderkant van een glas op het hoofd van een ander geslagen. De verdachte werd aangeklaagd voor poging tot zware mishandeling en mishandeling. Het hof heeft de verdachte echter ontslagen van alle rechtsvervolging op basis van een geslaagd beroep op noodweer onder uitzonderlijke omstandigheden.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de verdachte en zijn vriend waren in een partycentrum aan het poolen toen de aangever, [slachtoffer], binnenkwam. [slachtoffer] gedroeg zich provocerend en agressief, en heeft de vriend van de verdachte herhaaldelijk getrapt. Toen de situatie escaleerde en [slachtoffer] zich voorbereidde om de vriend van de verdachte te slaan, heeft de verdachte met een glas geslagen om de aanval te stoppen. Het hof oordeelde dat de verdachte zich in een situatie bevond waarin hij niet anders kon handelen om zijn vriend te verdedigen.

Het hof overwoog dat, hoewel het slaan met een glas in het algemeen niet als een geboden verdediging wordt beschouwd, de specifieke omstandigheden van deze zaak, waaronder de agressieve en mogelijk onder invloed verkerende toestand van [slachtoffer], het beroep op noodweer rechtvaardigden. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van alle rechtsvervolging.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23/002519-16
Datum uitspraak: 29 mei 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 juni 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15/075719-16 tegen
[naam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 mei 2017.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 9 april 2016 te Grootebroek, gemeente Stede Broec, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet (met kracht) met een glas en/of een biljartbal, in elk geval met een hard voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 9 april 2016 te Grootebroek, gemeente Stede Broec, [slachtoffer] , heeft mishandeld doordat hij (met kracht) met een glas en/of een biljartbal, in elk geval met een hard voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 april 2016 te Grootebroek, gemeente Stede Broec, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet met een glas op het hoofd van [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat hij heeft gehandeld om zijn vriend [vriend verdachte] (hierna: [vriend verdachte] ) te verdedigen. Het hof verstaat het verweer van de verdachte als een beroep op de rechtvaardigingsgrond noodweer en overweegt daaromtrent als volgt.
Voorop wordt gesteld dat voor een succesvol beroep op noodweer is vereist dat sprake is van verdediging tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed. Daarnaast dient de wijze van verdediging noodzakelijk en geboden te zijn (vgl. Hoge Raad 22 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:456).
Op grond van de zich in het procesdossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep is naar het oordeel van het hof samengevat het volgende aannemelijk geworden. In de nacht van vrijdag 8 april op zaterdag 9 april 2016 zijn de verdachte en zijn vriend [vriend verdachte] in partycentrum [partycentrum] ’ in Grootebroek aan het poolen geweest. Toen zij het partycentrum wilden verlaten, kwam de aangever [slachtoffer] binnen. [slachtoffer] is volgens de eigenaar van [partycentrum] in 2008 voor onbepaalde tijd de toegang tot dit etablissement ontzegd, omdat hij ‘vaker provocerend mensen liep uit te dagen, handtastelijk was naar andere gasten en zichtbaar drugs had gebruikt’ (procesdossier p. 36). [slachtoffer] liep op uitdagende wijze met opzet tegen zowel de verdachte als tegen [vriend verdachte] aan en gedroeg zich agressief. [vriend verdachte] verzocht [slachtoffer] om ‘normaal’ te doen, maar daaraan gaf [slachtoffer] geen gehoor en ging met zijn hoofd tegen het hoofd van [vriend verdachte] staan (procesdossier p. 23). Volgens de verdachte praatte [slachtoffer] raar, alsof hij dronken was (procesdossier p. 77). [vriend verdachte] probeerde een conflict te vermijden en is rondjes om een pooltafel gaan lopen teneinde bij [slachtoffer] uit de buurt te blijven. [slachtoffer] bleef [vriend verdachte] echter achtervolgen en bedreigde hem daarbij met de dood (procesdossier p. 24). Anders dan de politierechter acht het hof, mede gelet op de verklaring van de verdachte (procesdossier p. 39), aannemelijk dat [slachtoffer] [vriend verdachte] daarbij herhaaldelijk hard in zijn rug heeft getrapt. Toen [vriend verdachte] zich na de vierde trap omdraaide om het trappen te doen stoppen, werd hij door [slachtoffer] meermalen tegen de borst geduwd. Vervolgens bewoog [slachtoffer] zijn arm naar achteren en maakte aanstalten om [vriend verdachte] te slaan. [vriend verdachte] was naar eigen zeggen echter sneller en heeft met zijn vuist [slachtoffer] geslagen (procesdossier p. 24). Laatstgenoemde viel daardoor achterover op een pooltafel, waarna de twee in een gevecht raakten waarin over en weer werd geslagen. Daarbij ging [slachtoffer] volgens bedrijfsleider [bedrijfsleider] ‘helemaal los’ en sloeg hij om zich heen (procesdossier p. 49). Vervolgens heeft de verdachte met de onderkant van een glas op het hoofd van [slachtoffer] geslagen, waardoor het gevecht stopte. Ter plaatse gekomen verbalisanten hoorden [slachtoffer] schreeuwen en schelden en stelden vast dat er op geen enkele wijze een gesprek met hem te voeren viel (procesdossier p. 39). Hij was onder invloed van alcohol en mogelijk drugs, was onvast ter been, sprak met dubbele tong, gaf geen antwoord op vragen, maar bleef alleen maar – (doods)bedreigingen – schreeuwen (procesdossier p. 48). Tijdens het vervoer van [slachtoffer] naar de eerste hulp was hij zeer agressief en uitte hij diverse beledigingen tegen de verbalisanten. In de behandelkamer van het ziekenhuis bleef hij verbaal en fysiek erg agressief en is besloten hem met extra handboeien aan het ziekenhuisbed vast te maken en een kalmeringsmiddel in te spuiten. Deze spuit sloeg, mogelijk als gevolg van lichamelijke gewenning door het vroegere zware drugsgebruik door [slachtoffer] , niet aan. Uiteindelijk zijn nog zes kalmeringsspuiten nodig geweest om [slachtoffer] tot bedaren te brengen (procesdossier p. 42).
Het hof is van oordeel dat op grond van het bovenstaande aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het lijf van [vriend verdachte] door [slachtoffer] , bestaande uit het hard trappen tegen de rug. Het maken van aanstalten door [slachtoffer] om [vriend verdachte] te slaan heeft te gelden als een onmiddellijk dreigend gevaar voor zulk een aanranding. In het vandaag eveneens uitgesproken arrest in de zaak tegen [vriend verdachte] (parketnummer 23-002518-16) heeft het hof de verdediging daartegen door [vriend verdachte] noodzakelijk en geboden geoordeeld. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat [slachtoffer] niet wilde stoppen met vechten en dat hij steeds gekker werd. Hij wilde zijn vriend snel te hulp komen en had het glas nog in zijn hand. Door te slaan met het glas wilde hij de aanval van [slachtoffer] laten stoppen.
Bij de beoordeling van het handelen van de verdachte stelt het hof voorop dat het slaan met de onderkant van een glas op het hoofd van een ander, vanwege de aanmerkelijke kans dat daardoor zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht, in het algemeen niet geboden zal zijn, zodat ter zake van dergelijk handelen niet met succes een beroep op noodweer zal kunnen worden gedaan. In de uitzonderlijke omstandigheden van dit geval ziet het hof echter aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat
  • [slachtoffer] zich van het begin af aan provocerend en uiterst agressief heeft gedragen tegenover [vriend verdachte] en de verdachte;
  • [slachtoffer] bij de verdachte de indruk wekte onder invloed te verkeren van alcohol;
  • [slachtoffer] , naar de verdachte bleek, niet voor rede vatbaar was, maar op een vasthoudende wijze gericht op het mishandelen van [vriend verdachte] ; en
  • [slachtoffer] op het moment waarop de verdachte de keuze maakte hem met de onderkant van een glas op het hoofd te slaan, in het door [slachtoffer] uitgelokte en voortgezette gevecht met [vriend verdachte] ‘helemaal los ging’, althans steeds ‘gekker werd’,
als gevolg waarvan de verdachte zich tot zijn handelen genoodzaakt voelde.
Bij zijn oordeel heeft het hof ook acht geslagen op hetgeen is vastgesteld omtrent het gedrag en de staat waarin [slachtoffer] zich die avond bevond, te weten die van een mogelijk gedrogeerd, maar in elk geval provocatief, uiterst agressief en niet voor rede vatbare persoon.
Het hof is, anders dan de advocaat-generaal, van oordeel dat van de verdachte in de omstandigheden van het geval redelijkerwijs niet gevergd kon worden voor een minder gevaarlijke wijze van verdediging te kiezen. Het beroep op noodweer slaagt derhalve.
De verdachte wordt daarom ontslagen van alle rechtsvervolging.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde niet strafbaar en
ontslaatde verdachte te dier zake
van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. F.A. Hartsuiker en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Schoutsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 mei 2017.
mr. F.A. Hartsuiker en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]