ECLI:NL:GHAMS:2017:2186
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging vonnis met afwijzing vordering tenuitvoerlegging in strafzaak
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 21 oktober 2016 was gewezen. De zaak betreft een verdachte, geboren in 1989, die in hoger beroep ging tegen een eerder vonnis. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde geldboete van € 200,-. Deze vordering was eerder toegewezen door de politierechter, maar het hof heeft geoordeeld dat de vordering moet worden afgewezen omdat er geen mededeling van de uitspraak van het verstekvonnis in het dossier aanwezig was. Dit betekent dat niet kon worden vastgesteld of de verdachte op de hoogte was van zijn veroordeling en de aanvang van de proeftijd.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 23 mei 2017 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet op de hoogte was van de voorwaardelijke veroordeling, wat leidde tot de afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging. Daarnaast heeft het hof het bewijs aangevuld met een kennisgeving van inbeslagneming van 7 oktober 2016, waarin een bolletje cocaïne werd aangetroffen.
Het hof heeft de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de geldboete afgewezen en het vonnis van de politierechter voor het overige bevestigd. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de betrokken rechters en griffier aanwezig. De jongste raadsheer was niet in staat het arrest te ondertekenen.