ECLI:NL:GHAMS:2017:2186

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 juni 2017
Publicatiedatum
13 juni 2017
Zaaknummer
23-004028-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met afwijzing vordering tenuitvoerlegging in strafzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 21 oktober 2016 was gewezen. De zaak betreft een verdachte, geboren in 1989, die in hoger beroep ging tegen een eerder vonnis. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde geldboete van € 200,-. Deze vordering was eerder toegewezen door de politierechter, maar het hof heeft geoordeeld dat de vordering moet worden afgewezen omdat er geen mededeling van de uitspraak van het verstekvonnis in het dossier aanwezig was. Dit betekent dat niet kon worden vastgesteld of de verdachte op de hoogte was van zijn veroordeling en de aanvang van de proeftijd.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 23 mei 2017 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet op de hoogte was van de voorwaardelijke veroordeling, wat leidde tot de afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging. Daarnaast heeft het hof het bewijs aangevuld met een kennisgeving van inbeslagneming van 7 oktober 2016, waarin een bolletje cocaïne werd aangetroffen.

Het hof heeft de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de geldboete afgewezen en het vonnis van de politierechter voor het overige bevestigd. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de betrokken rechters en griffier aanwezig. De jongste raadsheer was niet in staat het arrest te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004028-16
datum uitspraak: 6 juni 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 oktober 2016 in de strafzaak onder de parketnummers 13-702822-16 en 16-142465-14 (TUL) tegen
[naam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 mei 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de beslissing op de vordering tenuitvoerlegging, in zoverre zal het vonnis worden vernietigd, en met dien verstande dat de bewijsmiddelen zullen worden aangevuld met een bewijsmiddel.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft ter terechtzitting in eerste aanleg de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 26 september 2014 voorwaardelijk opgelegde geldboete van € 200,- . Deze vordering is bij vonnis van de politierechter van de rechtbank te Amsterdam op 21 oktober 2016 toegewezen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Zowel de advocaat-generaal als de raadsman van de verdachte hebben ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de vordering tenuitvoerlegging moet worden afgewezen, omdat er geen mededeling uitspraak van het verstekvonnis van 26 september 2014 in het dossier is aangetroffen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat het dossier geen mededeling van de uitspraak aan de verdachte bevat, als bedoeld in art. 366 of 366a lid 2 Wetboek van Strafvordering, van zijn veroordeling bij verstek door de rechtbank Midden-Nederland op 26 september 2014. Evenmin kan worden nagegaan, bij gebrek aan stukken daaromtrent, of één van de in art 366 lid 2 Sv genoemde uitzonderingen zich voordoet. Nu niet vast is komen te staan of de verdachte op de hoogte was van zijn voorwaardelijke veroordeling en van de aanvang van de proeftijd, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

Aanvulling bewijsmiddelen

Het overzicht van bewijsmiddelen wordt aangevuld met het navolgende bewijsmiddel:
Een kennisgeving van inbeslagneming met nummer PL1300-2016217588-7 van 7 oktober 2016, opgemaakt door [opsporingsambtenaar] , doorgenummerde pagina 24.
Deze kennisgeving houdt, voor zover relevant en zakelijk weergegeven, het volgende in:
Inbeslagneming
Datum en tijd: 7 oktober 2016
Omstandigheden: bolletje was aangetroffen bij Chab
Beslagene: Chab, El Miloud
Goednummer: PL1300-2016217588-5265106
Object: verdovende mid (cocaïne)
Bijzonderheden: 1 x gebruikers bolletje cocaïne.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de beslissing op de vordering tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 12 oktober 2016, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 26 september 2014, parketnummer 16-142465-14, voorwaardelijk opgelegde geldboete van EURO 200,00, subsidiair 4 dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. M.J.A. Duker en mr. M. Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van N. Hannaart, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 juni 2017.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest te ondertekenen.