ECLI:NL:GHAMS:2017:2069

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 mei 2017
Publicatiedatum
2 juni 2017
Zaaknummer
200.201.948/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens manipulatie van WebCRM-systeem door werknemer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet van een werknemer, hierna aangeduid als [appellant], door zijn werkgever, AppTomorrow B.V. Het ontslag vond plaats op 6 mei 2016, nadat de werkgever had vastgesteld dat de werknemer het WebCRM-systeem had gemanipuleerd. De werknemer had de status van een geannuleerde afspraak gewijzigd van 'rood' naar 'groen', waardoor het leek alsof hij een klant had bezocht, terwijl dit niet het geval was. De werkgever beschouwde dit als fraude en ernstig verwijtbaar handelen, wat leidde tot het ontslag op staande voet.

De werknemer ging in hoger beroep tegen de beschikking van de kantonrechter, die het verzoek om vernietiging van het ontslag had afgewezen. In hoger beroep voerde de werknemer aan dat hij niet op de hoogte was van de annulering van de afspraak en dat het WebCRM-systeem niet altijd betrouwbaar was. Het hof oordeelde echter dat de werknemer op 6 mei 2016 bewust de afspraak had gemanipuleerd en dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet op de hoogte was van de annulering. Het hof concludeerde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was en dat de werknemer geen recht had op een transitievergoeding.

De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de kantonrechter en wees de verzoeken van de werknemer af. Het hof bekrachtigde de beschikking en veroordeelde de werknemer in de kosten van het principale beroep, terwijl de werkgever in de kosten van het incidentele beroep werd veroordeeld. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de rechters in het openbaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.201.948/01
zaaknummers rechtbank Amsterdam: 5151336 EA VERZ 16-677 + 16-681
5209781 EA VERZ 16-793
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 30 mei 2017
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant in principaal beroep,
geïntimeerde in incidenteel beroep,
advocaat: mr. M.M. van Til te Amsterdam,
tegen
APPTOMORROW B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde in principaal beroep,
appellante in incidenteel beroep,
advocaat: mr. H.S. de Lint te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en AppTomorrow genoemd.
[appellant] is bij beroepschrift met producties, ontvangen ter griffie van het hof op 24 oktober 2016, in hoger beroep gekomen van de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) op 5 augustus 2016 onder bovenvermelde zaaknummers heeft gegeven. Het verzoek van [appellant] strekt er toe dat het hof, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking met zaaknummer 5151336 EA VERZ 16-677 + 16-681 zal vernietigen en opnieuw recht zal doen zoals omschreven aan het slot van het beroepschrift, met veroordeling van AppTomorrow in de kosten van beide instanties (met nakosten en wettelijke rente).
Op 19 december 2016 is ter griffie van het hof een verweerschrift in hoger beroep van AppTomorrow (met producties) ingekomen waarbij zij incidenteel beroep heeft ingesteld van de beschikking met zaaknummer 5209781 EA VERZ 16-793. AppTomorrow concludeert dat het hof, uitvoerbaar bij voorraad, de door [appellant] bestreden beschikking zal bekrachtigen en in incidenteel beroep de arbeidsovereenkomst tussen partijen alsnog voorwaardelijk zal ontbinden, een verklaring voor recht zal geven verband houdende met het voor [appellant] geldende concurrentiebeding en zal bepalen dat “voor zover genoemd ontslag op staande voet alsnog in appel vernietigd mag worden” AppTomorrow over de periode van de datum van het ontslag op staande voet tot de datum van ontbinding van de arbeidsovereenkomst geen vergoeding aan [appellant] is verschuldigd, met veroordeling van [appellant] in de kosten van (naar het hof begrijpt) het hoger beroep.
Op 30 januari 2017 is ter griffie van het hof ingekomen een verweerschrift in incidenteel hoger beroep met een productie van [appellant] ingekomen, waarin hij concludeert tot verwerping van het incidentele beroep, met veroordeling van AppTomorrow in de kosten daarvan (met nakosten).
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgehad op 21 april 2017. Bij die gelegenheid hebben mr. J.S. van der Landen, advocaat te Amsterdam, en mr. De Lint voornoemd het woord gevoerd (mr. Van der Landen aan de hand van aan het hof overgelegde aantekeningen). Beide partijen hebben nadere producties overgelegd. Ter zitting heeft AppTomorrow het eerder genoemde verzoek om een verklaring voor recht ingetrokken.
Beide partijen hebben bewijs van hun stellingen aangeboden.
Vervolgens is de behandeling van de zaak gesloten. Uitspraak is bepaald op heden.

2.Voorafgaande opmerking

2.1.
Hiervoor zijn verschillende zaaknummers genoemd waaronder de kantonrechter zijn beschikking heeft gegeven. De zaak met nummer 5151336 EA VERZ 16-677 betreft de zaak die is ingeleid met het verzoekschrift van [appellant] strekkende tot vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst tussen partijen. In de zaak waaraan nummer 5151336 EA VERZ 16-681 is toegekend (ingeleid met hetzelfde verzoekschrift) verzoekt [appellant] een gefixeerde schadevergoeding, een transitievergoeding en een billijke vergoeding. Nummer 5209781 EA VERZ 16-793 is in eerste aanleg toegekend aan het verzoek van AppTomorrow (bij verweerschrift tevens houdende tegenverzoeken) tot toekenning van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, een voorwaardelijk verzoek tot ontbinding en een verzoek tot teruggave van bedrijfseigendommen. Ten slotte is in de beschikking van 5 augustus 2016 een zaaknummer 5151336 EA VERZ 16-680 genoemd. Dit nummer is toegekend aan een provisionele vordering van [appellant] (in het reeds genoemde inleidende verzoekschrift ingesteld). Deze laatstgenoemde kwestie is in hoger beroep niet aan de orde.
2.2.
Het hof zal ter bevordering van de overzichtelijkheid de bestreden beschikking hierna niet onderscheiden naar de diverse zaaknummers in eerste aanleg maar deze beschikking simpelweg aanduiden als ‘de beschikking’.

3.Feiten

De kantonrechter heeft in de beschikking onder 1 (1.1 t/m 1.8) een aantal feiten vermeld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn niet in geschil, zodat ook het hof die feiten tot uitgangspunt neemt.

4.Beoordeling

4.1.
[appellant] , geboren op [geboortedatum] 1974, is op 15 januari 2014 in dienst getreden van AppTomorrow in de functie van verkoper buitendienst. Het laatstverdiende salaris bedroeg € 1.600,- bruto per maand exclusief vakantietoeslag op basis van een 40-urige werkweek. Tot de taken van [appellant] hoorde in het bijzonder het verkopen van apps aan bedrijven. Bij AppTomorrow werd gebruik gemaakt van WebCRM, waarin gegevens zijn opgenomen als klantgegevens, prospects, afspraken, bezoekrapportages en notities. Dit systeem is te raadplegen via de desktop en de mobiele telefoon. Op enig moment is de afspraak gemaakt dat [appellant] op 6 mei 2016 om 10.00 uur een verkoopbezoek zou brengen aan Bureau [X] B.V. te [plaats] . Per e-mail van 6 mei 2016, 08.01 uur, schreef [A] (directeur van AppTomorrow) aan [appellant] :
Je was woensdag 4 Mei hele dag van de radar. Je was om 10.30 uit afspraak. Je hebt me niet gebeld. Wat heb je deze dag gedaan?
Je hebt je activiteiten in webcrm bijgewerkt tot 2 Mei!! Daarna heb je op 3 en 4 mei niets meer gedaan in webcrm.
Wat is hier aan de hand?
Per e-mail van 6 mei 2016 schreef [B] (accountmanager binnendienst bij AppTomorrow) aan [A] :
Datgeen ik heb kunnen zien is dat de afspraak [plaats] al enige tijd op geannuleerd stond. Echter toen ik in de ochtend na mijn gesprek met [A] [ [A] ,
hof] over de gemiste afspraak in [C] in het systeem/de agenda keek zag ik de afspraak [plaats] in het rood aangegeven, dit omdat ik de pagina niet ververst heb (dan geeft hij de agenda aan zoals deze er uit zag op het moment dat ik deze opende). Echter op het moment dat ik het account van de klant opende bleek dat er 2 afspraken in stonden 1 op vandaag (de geannuleerde) echter stond deze in het groen aangegeven (bevestigd) met een update ongeveer een uurtje daarvoor. En een 2e afspraak voor juni, betreffende de nieuwe afspraak!
Ik heb met [appellant] [ [appellant] ,
hof] kort gesproken over de update die hij had gedaan rond 09.39 u, echter hij gaf daarbij aan dat hij in het account heeft gekeken maar daarbij niets gewijzigd had, waarbij ik hem wees op het feit dat hij iets heeft opgeslagen en dat je dat niet doet wanneer je iets alleen raadpleegt.
Later heb hem ad lijn gehad waarbij hij aangaf de afspraak weer op geannuleerd te hebben gezet nadat hij reeds in [plaats] was aangekomen.
Op 6 mei 2016 heeft AppTomorrow [appellant] op staande voet ontslagen. In een e-mail van [A] aan [appellant] van 6 mei 2016 is het volgende vermeld:
Hierbij deel ik mede dat je vandaag 6 mei 2016 op staande voet bent ontslagen.
De redenen voor dit ontslag is dat je jouw agenda in WebCRM zodanig eigenhandig hebt gemanipuleerd dat het lijkt alsof je een klant hebt bezocht. Terwijl je er niet bent geweest. Dit is fraude.
Vanochtend en afgelopen weken stond in jouw agenda een als geannuleerd aangegeven afspraak met Bureau [X] in [plaats] om 10.00 uur. Dit betreft een afspraak die je had in [plaats] . In de agenda staat duidelijk aangegeven dat deze is geannuleerd op 06-04-2016 door [D] . De tekst in het blog luidt “
afspraak geannuleerd nav binnenkomend telefoontje; 1 van de 2 contactpersonen kan niet aanwezig zijn”. Ook stond de afspraak (wekenlang) in rood aangegeven, dus dat deze is geannuleerd.
Ik heb vanmorgen nog om 08.00 uur persoonlijk geconstateerd dat deze afspraak op rood stond en was geannuleerd. Ook stond de nieuwe “vervolg”afspraak reeds vermeld in de agenda. Daar is geen misverstand over. Het is ondubbelzinnig duidelijk in WebCRM dat er vandaag geen afspraak was in [plaats] . Je werkt namelijk al bijna een jaar met WebCRM.
[B] [ [B] ,
hof] heeft vanmorgen waargenomen dat jij de agenda omstreeks 9.40 eigenhandig hebt bewerkt in WebCRM zodani dat de geannuleerde afspraak van rood op groen is gezet door jou. Hij heeft namelijk gezien in WebCRM dat jouw naam bij deze update stond en dat jij deze laatste actie persoonlijk hebt aangemaakt. Vervolgens heeft [B] jou gebeld dat de afspraak is geannuleerd. Hij heeft je gevraagd of je de afspraak hebt bewerkt wat je hebt ontkend. Om 10.30 heb je de afspraak teruggezet op de status geannuleerd (rood). We hebben bewijs van WebCRM dat je mutaties hebt gepleegd op de afspraak.
Vanmorgen laat je mij weten per email dat je voor niets naar [plaats] bent geweest en dat je de hele dag vrij neemt zonder overleg en zonder toestemming. Je hebt een valse voorstelling van zaken gegeven dat je een klant zou hebben bezocht. Je hebt gefingeerd (en gelogen) dat je onderweg was naar een klant zodat je daardoor –neem ik aan- geen verantwoording hoefde af te leggen inzake je tijdsbesteding (je was de gehele dag op reis) en de gehele dag vrij kon nemen.
(…)
Deze redenen vormen elk afzonderlijk maar ook in samenhang een dringende reden voor dit ontslag op staande voet. (…)
4.2.
Bij inleidend verzoekschrift verzocht [appellant] , in de weergave door de kantonrechter, primair vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst, achterstallig loon en doorbetaling van loon, te vermeerderen met wettelijke verhoging en wettelijke rente. Subsidiair verzocht hij de gefixeerde schadevergoeding, de transitievergoeding en een billijke vergoeding. AppTomorrow verzocht voorwaardelijk, voor het geval het dienstverband nog zou bestaan of het dienstverband in hoger beroep zou worden hersteld, ontbinding van de arbeidsovereenkomst primair op grond van verwijtbaar handelen, subsidiair op grond van disfunctioneren en meer subsidiair op grond van een verstoorde arbeidsrelatie. Daarnaast verzocht AppTomorrow een gefixeerde schadevergoeding met wettelijke verhoging en rente.
4.3.
De kantonrechter heeft als vaststaand aangenomen dat [appellant] de status van de afspraak in de agenda heeft gewijzigd en op ‘groen’ heeft gezet en, nadat [B] hem daarover had gebeld, heeft teruggezet op ‘rood’. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat [appellant] met deze wijziging in de agenda de bedoeling heeft gehad het te doen voorkomen alsof hij die ochtend een afspraak had in [plaats] en dat aanwijzingen bestaan dat [appellant] die dag niet van plan was voor AppTomorrow te werken. Ook andere verwijten (in de beschikking opgesomd onder 1.8), zo overwoog de kantonrechter, kunnen in samenhang met het voorgaande als grond dienen voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet. De kantonrechter heeft voorts overwogen dat [appellant] geen persoonlijke omstandigheden, anders dan dat het ontslag financiële gevolgen voor hem heeft, heeft aangevoerd. Op grond van de gedragingen van [appellant] op 6 mei 2016, mede in het licht bezien van eerdere waarschuwingen aangaande diens werkhouding, kon van AppTomorrow niet langer worden gevergd de arbeidsovereenkomst met [appellant] in stand te houden, aldus de kantonrechter. De verzoeken van [appellant] zijn daarom afgewezen. De kantonrechter heeft het voorwaardelijke verzoek van AppTomorrow tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst eveneens afgewezen, enerzijds op de grond dat de arbeidsovereenkomst door een rechtsgeldig ontslag op staande voet was geëindigd en anderzijds omdat een niet bestaande arbeidsovereenkomst, namelijk voor het geval in hoger beroep zal worden beslist tot herstel van de arbeidsrelatie, niet reeds op voorhand kan worden ontbonden. De kantonrechter heeft [appellant] veroordeeld tot schadevergoeding op grond van onregelmatige opzegging en tot teruggave van eigendommen van AppTomorrow, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
4.4.
Naar aanleiding van de grieven in principaal beroep oordeelt het hof als volgt.
4.5.
In eerste aanleg heeft [appellant] naar voren gebracht dat het WebCRM-systeem niet altijd het juiste aangeeft op de computer of de mobiele versie: bij hem stond de afspraak voor vrijdag 6 mei 2016 te [plaats] op donderdagavond op ‘groen’. Vrijdag later in de ochtend was dit niet meer het geval. Het was voor hem wel onduidelijk of de afspraak al dan niet door zou gaan omdat de afspraak niet meer op het fysieke afsprakenbord op kantoor stond geschreven. [appellant] is daarom op vrijdagochtend toch maar op pad gegaan naar [plaats] . Gelet op het vroege tijdstip dat hij moest vertrekken, kon hij op dat moment nog niet naar kantoor bellen (inleidend verzoekschrift onder 4).
4.6.
De kantonrechter heeft de stelling van [appellant] dat hij op 5 mei 2016 in de avond heeft gezien dat de afspraak op ‘groen’ stond, weerlegd geacht door de door AppTomorrow overgelegde screenshots en een restore. De kantonrechter is er op grond van de vele momenten dat hij op 5 en 6 mei 2016 heeft ingelogd van uitgegaan dat [appellant] op 6 mei 2016 in de ochtend wist dat de afspraak was geannuleerd en heeft vervolgens, ook gelet op de waarneming van [B] , geconcludeerd dat [appellant] de status van de afspraak in de agenda heeft gewijzigd naar ‘groen’ en naderhand heeft teruggezet op ‘rood’.
4.7.
Bij zijn beroepschrift heeft [appellant] aangevoerd dat op zijn mobiele versie van WebCRM voor hem niet zichtbaar was dat de afspraak van 6 mei 2016 in [plaats] ‘rood’ dus geannuleerd was. Sterker nog, zo heeft [appellant] toegevoegd (toelichting op grief 2), de afspraak blijkt op de ochtend van 6 mei 2016 ook in ieder geval enige tijd op ‘groen’ (bevestigd) te hebben gestaan. [appellant] beroept zich er in hoger beroep op dat WebCRM op de mobiele telefoon niet altijd overeenstemde met de informatie van WebCRM op de desktop. Hij betwist dat hij voor zijn vertrek naar [plaats] wist dat de afspraak was geannuleerd: dat hoorde hij, naar hij stelt, pas onderweg van [B] (toelichting op grief 3). In de toelichting op grief 4 heeft [appellant] aangevoerd dat uit de verklaring van [B] niet blijkt dat hij ( [appellant] ) het is geweest die de afspraak van ‘rood’ op ‘groen’ heeft gezet, dat uit de inloggegevens ook helemaal niet blijkt dat [appellant] die vrijdagochtend om 09.39 uur heeft ingelogd en dat ook op de door AppTomorrow in het geding gebrachte screenshots niet is te zien dat [appellant] de afspraak in de ochtend van ‘rood’ naar ‘groen’ zou hebben gezet. Er is, kortom, geen enkel bewijs geleverd door AppTomorrow dat de afspraak door [appellant] van ‘rood’ op ‘groen’ is omgezet en [appellant] ter zake een valse voorstelling van zaken heeft gegeven, aldus [appellant] .
4.8.
Het hof constateert dat [appellant] de juistheid van de informatie vermeld op de door AppTomorrow overgelegde screenshots op zichzelf niet betwist. Die informatie houdt in dat de afspraak van 6 mei 2016 reeds op 6 april 2016 is geannuleerd. Deze annulering is bovendien in het logboek op WebCRM toegelicht (“afspraak geannuleerd nav binnenkomend telefoontje 1 van de 2 cp’s [contactpersonen,
hof] kon niet bij het gesprek aanwezig zijn”, screenshot C en F, onderdeel van productie 2 bij verweerschrift in eerste aanleg) en gevolgd door een nieuwe afspraak voor 16 juni 2016 (screenshot G, onderdeel van zelfde productie; bij pleidooi in hoger beroep in beter leesbare vorm overgelegd).
4.9.
De lezing van [appellant] dat op zijn mobiele versie van WebCRM de afspraak in [plaats] op 5 mei 2016 ’s avonds op ‘groen’ stond en dat een logische vervolgactie daarom was dat hij de ochtend van 6 mei 2016 vroeg vertrok (zittingsaantekeningen hoger beroep onder 2 en 5) acht het hof niet overtuigend. Uit zijn stellingen komt immers naar voren dat hij reden had tot twijfel omdat de afspraak niet meer op het fysieke afsprakenbord op kantoor stond vermeld, hetgeen [appellant] ter zitting heeft bevestigd door mee te delen dat hij op het bord had gezien dat de afspraak in [plaats] was geannuleerd. Hij heeft ook meegedeeld dat hij deze annulering op het bord al op maandagochtend [2 mei,
hof], toen hij op kantoor was, had gezien. Een ‘logische vervolgactie’ zou in de visie van het hof zijn geweest dat [appellant] zich zou vergewissen van het al of niet doorgaan van de afspraak, zo niet direct, dan wel op de ochtend van 6 mei 2016 door bijvoorbeeld op weg van Amsterdam naar [plaats] zo spoedig mogelijk zijn kantoor dan wel Adviesbureau [X] te bellen. [appellant] heeft niet gesteld dat hij dat heeft gedaan of van plan was te doen.
4.10.
Deze zaak heeft voor het hof een beslissende wending verkregen door [appellant] erkenning ter zitting in hoger beroep dat hij het inderdaad is geweest die op 6 mei 2016 vroeg in de ochtend de afspraak in [plaats] van ‘rood’ op ‘groen’ heeft gezet. Zoals tijdens de zitting aan de orde is gesteld, is deze lezing niet verenigbaar met het standpunt dat [appellant] nog in zijn beroepschrift heeft ingenomen, hiervoor onder 4.7 kort weergegeven. Een enigszins geloofwaardige verklaring voor deze wijziging van standpunt is uitgebleven. Dit brengt mee dat de stellingen van [appellant] met de nodige behoedzaamheid moeten worden beoordeeld. Bij dit laatste acht het hof ook van betekenis dat [appellant] totdat AppTomorrow bij haar verweerschrift in hoger beroep een uittreksel uit het handelsregister overlegde waaruit dit blijkt, heeft verzwegen dat hij op 29 juni 2006 directeur is geworden van [Y] Apps B.V. In zijn beroepschrift gedateerd 24 oktober 2016 wekte hij onder 7.3 zelfs de indruk dat hij na zijn ontslag van elk inkomen verstoken is gebleven. Daarmee ter zitting in hoger beroep geconfronteerd, heeft [appellant] voor een en ander geen deugdelijke verklaring gegeven.
4.11.
Het hof gaat thans op grond van de laatste lezing van [appellant] bij wijze van veronderstelling ervan uit dat hij eerst op 6 mei 2016 vroeg in de ochtend heeft gezien dat de afspraak in [plaats] op ‘rood’ stond (en zich dus niet meer de gestelde afwijking voordeed tussen de informatie van WebCRM op de mobiele telefoon van [appellant] en die op de desktop). In dat geval kan het [appellant] , zeker gezien zijn eigen stelling dat hij de avond ervoor al twijfelde of het op ‘groen’ staan van de afspraak wel juist was, redelijkerwijs niet zijn ontgaan dat de informatie op WebCRM óók inhield waarom de afspraak was geannuleerd en dat daarop inmiddels datum en tijdstip voor een nieuwe afspraak waren vastgelegd. Tegen die achtergrond zou het onbegrijpelijk zijn indien [appellant] niettemin naar [plaats] zou zijn vertrokken dan wel zijn reis zou hebben voortgezet. Het hof moet daarom aannemen dat de lezing van [appellant] dat hij op 6 mei 2016 voor een afspraak met Bureau [X] B.V. naar [plaats] is gegaan en eerst van [B] heeft vernomen dat deze afspraak was geannuleerd, niet overeenkomstig de waarheid is.
4.12.
[appellant] heeft nog aangevoerd dat hij op 6 mei 2016 welbewust is afgereisd naar [plaats] en dat niet valt in te zien waarom hij in de auto naar [plaats] zou zijn gestapt als hij wist dat er helemaal geen afspraak gepland stond (beroepschrift onder 4.5). Deze argumentatie faalt reeds omdat het uitgangspunt ervan - dat [appellant] op 6 mei 2016 naar [plaats] is afgereisd - niet als vaststaand kan worden aangenomen.
4.13.
Recapitulerend moet worden geoordeeld dat [appellant] de informatie in het WebCRM systeem bewust heeft gemanipuleerd door de afspraak in [plaats] van ‘rood’ op ‘groen’ te zetten, dat niet kan worden aangenomen dat hij eerst van [B] heeft vernomen dat de afspraak was geannuleerd, dat evenmin kan worden aangenomen dat [appellant] met het oog op een afspraak in [plaats] met Bureau [X] naar [plaats] is afgereisd dan wel zijn reis met dat doel heeft voortgezet en dat [appellant] zowel tegen [B] als over het gesprek met [B] onwaarheid heeft gesproken.
4.14.
Ook het hof verbindt aan een en ander de conclusie dat [appellant] de bedoeling heeft gehad het te doen voorkomen alsof hij die ochtend een afspraak had in [plaats] .
4.15.
AppTomorrow was onder deze omstandigheden gerechtigd [appellant] op 6 mei 2016 op staande voet te ontslaan. De door [appellant] genoemde persoonlijke omstandigheden - dat hij alleenstaande ouder is en kostwinner en geen enkel sociaal vangnet heeft - leggen niet voldoende gewicht in de schaal om anders te oordelen.
4.16.
Nu het hof de hierboven besproken handelwijze van [appellant] aanmerkt als dringende reden en AppTomorrow in haar genoemde e-mail waarin zij [appellant] ontslag heeft aangezegd heeft vermeld dat zij deze handelwijze (ook) op zichzelf bezien dringend acht, kunnen de overige verwijten die AppTomorrow [appellant] heeft gemaakt onbesproken blijven.
4.17.
In het voorgaande ligt besloten dat en waarom het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van [appellant] , zodat AppTomorrow hem ingevolge artikel 7:673, lid 7 aanhef en onder c BW geen transitievergoeding verschuldigd is. Het niet toekennen van een transitievergoeding acht het hof in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ook niet onaanvaardbaar (artikel 7:673, lid 8 BW). [appellant] heeft daarvoor geen deugdelijk argument aangevoerd.
4.18.
De bewijsaanbiedingen van [appellant] voor zover gespecificeerd - daaronder begrepen het aanbod te bewijzen dat het WebCRM op de mobiele telefoon niet altijd overeenstemde met informatie van de versie van WebCRM op de desktop (en vice versa) (toelichting op grief 2) - zijn gelet op hetgeen hiervoor is overwogen niet ter zake dienend.
4.19.
Op het voorgaande stuiten de grieven in principaal beroep af.
4.20.
In incidenteel beroep bepleit AppTomorrow, naar het hof begrijpt, dat het de rechter is toegestaan een arbeidsovereenkomst die reeds door een ontslag op staande voet rechtsgeldig is geëindigd alsnog voorwaardelijk te ontbinden. AppTomorrow keert zich echter vergeefs tegen de afwijzing door de kantonrechter van haar voorwaardelijke verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Ingevolge de beschikking van de Hoge Raad van 23 december 2016 ECLI:NL:HR:2016:2998 (Mediant) diende de kantonrechter dit verzoek af te wijzen omdat slechts als voorwaarde kan worden gesteld dat het op staande voet gegeven ontslag door de rechter van dezelfde instantie wordt vernietigd. Uit de beschikking van de Hoge Raad van 31 maart 2017 ECL:NL:HR:2017:571 (Vlisco) volgt dat ten aanzien van zodanig verzoek in hoger beroep in gelijke zin moet worden beslist.
4.21.
Nu de voorwaarde waaronder het nevenverzoek van AppTomorrow is gedaan niet is vervuld, behoeft daarover geen beslissing te worden gegeven.
4.22.
De slotsom luidt dat geen van de grieven, zowel in principaal als in incidenteel beroep, tot vernietiging van de beschikking kan leiden. Het hof zal de beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, daarom bekrachtigen. [appellant] zal in de kosten in principaal beroep worden veroordeeld, AppTomorrow in die in inci-denteel beroep.

5.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het principale beroep en begroot deze kosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van AppTomorrow op € 718,- wegens verschotten en € 1.788,- wegens salaris;
veroordeelt AppTomorrow in de kosten van het incidentele beroep en begroot deze kosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellant] op € 894,- wegens salaris en op € 131,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 68,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt;
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S.F. Schütz, R.J.F. Thiessen en A.M.A. Verscheure en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2017.